beschikking C1051286435 / HA RK 15-104 Rb Gelderland 6 januari 2016
Vordering schade als gevolg van ongeval bij erkende aansprakelijkheid. | |
Verzoek | Rechtbank |
€ 21.749,69 ter zake van buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand, € 120,61 aan buitengerechtelijke kosten van medisch advies, € 1.700,00 aan kosten van Oonk | Toen evenwel in de loop van februari 2014 duidelijk werd dat HEG en ASR feitenonderzoek naar de toedracht zouden laten doen en dus niet zonder meer uitgingen van de door [VERZOEKER] gestelde toedracht, lag het, gelet ook op artikel 6:2 lid 1 BW en op de van de advocaat van [VERZOEKER] te vergen efficiency, wel op zijn weg ter bespoediging van dat onderzoek de gegevens over de toedracht die hij voorhanden had over te leggen. Hoewel onzeker is of dan meteen al in februari 2014 aansprakelijkheid zou zijn erkend, ligt wel voor de hand dat dit eerder zou zijn gebeurd dan in oktober 2014.
Beide partijen zijn er vanuit gegaan dat het ongeval heeft plaatsgevonden in een sport en spel situatie en dat daarom een hoge drempel voor aansprakelijkheid bestaat. Zeker in dit licht bezien was niet onredelijk dat [VERZOEKER] zich door een deskundige (bio)mechanicus heeft laten voorlichten over de gevolgen van de door hem gestelde precieze normschending. In sport en spel situaties is immers op zichzelf niet uitzonderlijk dat een deelnemer letsel oploopt. Het inwinnen van nader medisch advies naar aanleiding van het rapport van Oonk is evenmin onredelijk te achten, mede gelet op de relatief geringe kosten daarvan. Deze twee posten zijn toewijsbaar. De redelijke advocaatkosten komen dan op een bedrag van € 15.535,49 (661/2 min 9, min 10, keer € 255,00 plus 6% plus 21%). Als onweersproken door HEG en ASR gesteld staat vast dat aan [VERZOEKER] als voor‑ schot op zijn advocaatkosten reeds € 5.000,00 is betaald. De slotsom is dat HEG en ASR ter zake van buitengerechtelijke kosten aan [VERZOEKER] een bedrag van E 12.356,10 verschuldigd zijn |
€ 18.633,00 in verband met schade vanwege één jaar studievertraging | Volgens HEG en ASR was er voor het ongeval reeds sprake van studievertraging. [VERZOEKER] heeft dit niet meer betwist. Bij deze stand van zaken staat in deze procedure tussen partijen niet vast dat de studievertraging gevolg is van het ongeval. Voor een beslissing op dit punt is nadere instructie nodig als gevolg waarvan, mede gelet op de hierna te bespreken andere onzekerheden ten aanzien van de schade, deze beslissing onvoldoende kan bijdragen aan een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 1019z Rv. In zoverre is het verzoek niet toewijsbaar. |
€ 25.000,00, vermeerderd met rente aan [VERZOEKER] te betalen als voorschot op verdere schadevergoeding, | Bij deze stand van zaken is er, ondanks het door [VERZOEKER] overgelegde medisch advies van dr. Van Erve, thans onvoldoende grond aannemelijk te achten dat (al) de klachten van [VERZOEKER] gevolg zijn van het ongeval. Bovendien is, zoals gezegd, over de omvang van de schade niets bekend. Bij deze stand van zaken is in hoge mate onzeker dat [VERZOEKER] als gevolg van het ongeval voldoende schade lijdt en nog zal lijden, om het gevraagde substantiële voorschot te rechtvaardigen. Het verzoek sub b. dient te worden afgewezen. |
begroting van de kosten van deze procedure op een bedrag van € 6.181,50 vermeerderd met de kosten van bestudering van een verweerschrift van de mondelinge behandeling inclusief reistijd en van afrondende werkzaamheden | toegewezen |
Alleen de advocaat iets opgeschoten…