Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the broken-link-checker domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /home/p19396/domains/wetdeelgeschillen.info/public_html/wp-includes/functions.php on line 6114
Afwijzing verzoek tot vaststelling van de omvang van diverse schadeposten, omdat nader onderzoek noodzakelijk is. Wel kostenbegroting en -veroordeling. – Wet Deelgeschillen

Afwijzing verzoek tot vaststelling van de omvang van diverse schadeposten, omdat nader onderzoek noodzakelijk is. Wel kostenbegroting en -veroordeling.

Rechtbank Den Haag, 5 januari 2017
Als gevolg van een ernstig verkeersongeval, heeft (verzoeker) meervoudig letsel opgelopen. (Verweerder) is de aansprakelijkheidsverzekeraar van de veroorzaker van het ongeval. Partijen verschillen van mening over de omvang van enkele schadecomponenten, zoals het smartengeld, verlies aan verdienvermogen en verlies aan zelfwerkzaamheid.
Verzoek Rechtbank
(1) (Verzoeker) verzoekt het totaalbedrag van de in het lichaam van het verzoekschrift genoemde schadecomponenten vast te stellen op een bedrag van € 348.204,–, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf (datum ongeval) en te verminderen met de reeds betaalde voorschotten van in totaal € 62.280,– en aldus de nog door (verweerder c.s.) aan (verzoeker) te betalen schadevergoeding te bepalen op € 285.924,–, althans op zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, en (verweerder c.s.) te veroordelen dit bedrag aan (verzoeker) te voldoen; (Verzoeker) heeft de rechtbank verzocht de omvang van een aantal schadeposten vast te stellen. Een dergelijk verzoek valt in beginsel onder het bereik van art. 1019w Rv.

Het belang van (verzoeker) bij een spoedige vaststelling van de schadeomvang is evident. Immers, de kans is volgens (verzoeker) groot dat na vaststelling van de omvang van de voorgelegde schadeposten, ook over de dan nog resterende schadeposten, overeenstemming zal worden bereikt. Vervolgens dient dan te worden beoordeeld of het belang van (verzoeker) en de bijdrage die het deelgeschil aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan leveren opwegen tegen de investering in tijd, geld en moeite. Het antwoord hierop is in belangrijke mate afhankelijk van de vraag of de omvang van de schadeposten relatief eenvoudig -aan de hand van de in deze procedure over en weer ingenomen standpunten en overgelegde bescheiden- kan worden vastgesteld.

De rechtbank stelt voorop dat het aan (verzoeker) is om de omvang van de voorgelegde schadeposten deugdelijk toe te lichten. Voor de schadepost verlies aan verdienvermogen heeft (verzoeker) een tweetal jaaropgaven van voor het ongeval en informatie over zijn huidige pensioenuitkering overgelegd. Met deze stukken kan het verschil tussen inkomen van (verzoeker) in het verleden en zijn huidige inkomen worden vastgesteld. Dat (verzoeker), zoals hij stelt, zijn huidige inkomen in de situatie zonder ongeval met inkomsten uit de exploitatie van een in Spanje te starten Bed & Breakfast (hierna: B&B) enerzijds en het geven van trainingen en workshops gedurende de wintermaanden anderzijds zou hebben aangevuld tot het inkomen dat hij voor zijn pensionering verdiende, acht de rechtbank evenwel vooralsnog onvoldoende toegelicht. Het na het ongeval gepresenteerde bedrijfsplan en de ter zitting overgelegde (intentie)verklaringen, is volgens de rechtbank onvoldoende.

Met betrekking tot de schadepost verlies aan zelfwerkzaamheid heeft (verzoeker) in het geheel geen stukken overgelegd.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de rechtbank de omvang van de voorgelegde schadeposten thans in onvoldoende mate vaststellen. Om de schade te kunnen begroten, is nader onderzoek noodzakelijk. Hiervoor is echter binnen de kaders van een deelgeschilprocedure geen plaats. Als gevolg daarvan zou de procedure dermate veel tijd, geld en moeite kosten, dat dit niet opweegt tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die de beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een minnelijke regeling.

Het voorgaande leidt ertoe dat de verzoeken op grond van art. 1019z Rv worden afgewezen.

(2) de niet-betaalde buitengerechtelijke kosten vast te stellen op een bedrag van € 19.733,69 en (verweerder c.s.) te veroordelen dit bedrag aan (verzoeker) te voldoen; Wat betreft de buitengerechtelijke kosten geldt dat de onderliggende specificaties van de (advocaat van verzoeker) ingediende declaraties in deze procedure niet zijn overgelegd. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank beide posten niet (volledig) inhoudelijk kan beoordelen.
(3) de aan de behandeling van het verzoek verbonden kosten te begroten op een bedrag van € 4.905,95, te vermeerderen met het griffierecht, en (verweerder c.s.) te veroordelen dit bedrag aan (verzoeker) te voldoen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de kosten van de procedure ook voor vergoeding in aanmerking kunnen komen in geval van afwijzing van het verzoek. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat de enkele afwijzing van het verzoek op grond van art. 1019z Rv niet leidt tot het oordeel dat in dit geval van laatstgenoemde situatie sprake is. De rechtbank zal dan ook in het navolgende overgaan tot begroting van de kosten.

De rechtbank leidt uit overgelegde urenstaat af dat (advocaat van verzoeker) -van de in totaal 17 uur- 8,5 uur aan het opstellen van het verzoekschrift heeft besteed. Met (verweerder) is de rechtbank van oordeel dat dit aantal aan de hoge kant is. De rechtbank acht het redelijk om op dit punt rekening te houden met een tijdsbesteding van 6 uur. In totaal zal de rechtbank derhalve rekening houden met een tijdsbesteding van in totaal 14,5 uur voor deze procedure.

Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten van deze procedure begroten op een bedrag van € 4.472,48 (14,5 uur x € 225,–, incl. kantoorkosten en BTW en voorts te vermeerderen met het betaalde griffierecht van € 288,–). Nu aansprakelijkheid vaststaat, zal de verzochte veroordeling van (verweerder) tot betaling van genoemde kosten aan (verzoeker) worden toegewezen.

Een ogenschijnlijk logische uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het enkel toesturen van een na het ongeval opgestelde -en bovendien niet voorzien van onderliggende stukken- bedrijfsplan en het ter zitting overleggen van verklaringen -die slechts zien op een betrekkelijk korte periode- is onvoldoende om een zinvolle uitspraak te doen over de schadepost verlies aan verdienvermogen. Het is voor (verzoeker) noodzakelijk om de omvang van de schadepost verlies aan verdienvermogen nader te onderbouwen. De rechtbank geeft hiertoe (verzoeker) de ruimte om nader onderzoek te doen.

Of het gezien deze gegevens gerechtvaardigd is om te komen tot een veroordeling van de kosten….eigenlijk toch niet?