rechtbank ‘s-Gravenhage 30 maart 2011, LJN: BQ0359
Verzoeker was als uitzendkracht werkzaam bij een bedrijf dat in 2009 leidingwerk verrichtte in een verpleeghuis. Bij het terugplaatsen van plafondplaten is een plaat op verzoeker gevallen, met letsel als gevolg. Verzoeker heeft de eigenaar en de gebruiker van het pand aansprakelijk gesteld. Zij zijn evenals de aansprakelijkheidsverzekeraar van de gebruiker verweerders. Verzoeker wil dat wordt geoordeeld dat verweerders hoofdelijk zijn voor zijn schade en dat de kosten van het deelgeschil worden begroot. Hij baseert zijn vordering op art. 6:174 BW (gebrekkige opstal).
De rechtbank merkt op dat de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde kan komen. Het enkele feit dat partijen nooit hebben getracht om een oplossing buiten rechte te bereiken (verweerders hebben steeds aansprakelijkheid afgewezen) is onvoldoende voor het oordeel dat het geschil niet geschikt is voor behandeling in deelgeschilprocedure. Doordat er geen buitengerechtelijke onderhandelingen zijn geweest, ontbreken echter concrete aanwijzingen dat partijen na een oordeel over de aansprakelijkeid tot een vaststellingsovereenkomst zouden kunnen komen. Verder is het zo dat niet zonder meer vaststaat dat het plafond gebrekkig was, verzoeker zal dit moeten bewijzen. Op grond van deze omstandigheden is de bijdrage van de verzochte beslissing aan de de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig onzeker dat dit niet opweegt tegen de kosten en en het tijdsverloop van de procedure. Dit verzoek wordt afgewezen. Ondanks deze afwijzing worden de kosten van de deelgeschilprocedure wel begroot.
Dat de kosten van de deelgeschilprocedure zijn begroot betekent niet dat deze dus moeten worden vergoed. Dat staat of valt met de aansprakelijkheid voor de gevallen plafondplaat.