Rechtbank Gelderland | |
Na eerder deelgeschil nu alleen een deelgeschil over BGK, dat kan, maar dan ook voor een incassotarief…. | |
Verzoek | Rechtbank |
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank:
(1)Allianz zal veroordelen om over te gaan tot tussentijdse betaling van de openstaande buitengerechtelijke kosten van 1 maart 2015 tot en met 31 december 2015 |
De gehoudenheid van Allianz tot vergoeding van advocaatkosten geldt niet tot een bepaald bedrag is bereikt, maar bestaat voor zover dat, gelet op de omstandigheden van het geval, redelijk is in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b en c BW. Niet valt in te zien dat (verzoekster) haar bevoegdheid een verzoek als het onderhavige te doen, heeft uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Zoals de rechtbank in haar beschikking van 16 april 2015 heeft overwogen kan een beslissing over tussentijdse vergoeding van advocaatkosten een belemmering wegnemen voor de voor een reële vaststellingsovereenkomst noodzakelijke verdere rechtshulpverlening. Ten minste in deze zin komt deze procedure ten goede aan (verzoekster) . Dat het verzoek de facto kenmerken heeft van een incassoprocedure van de advocaat van (verzoekster) doet daaraan niet af, zoals ook reeds is overwogen.
Het staat Allianz uiteraard vrij, zoals zij doet (en overigens aangekondigd heeft te zullen blijven doen) de redelijkheid te betwisten van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en van voldoening buiten rechte, die (verzoekster) haar vraagt te voldoen. Na beslechting van een deelgeschil hoeft bovendien niet de weg vrij te zijn naar een vaststellingsovereenkomst. De gedachte van de wetgever is dat partijen over eventuele andere geschilpunten zullen onderhandelen.
Voor de beoordeling of de declaraties van mr. Korkmaz, waarvan (verzoekster) een veroordeling tot betaling heeft verzocht, zijn te beschouwen als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid c.q. redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, is de aard en omvang van de schade en de complexiteit van de zaak van belang. Daarnaast komt betekenis toe aan de verhouding tussen de schade en de kosten, met dien verstande dat ook indien uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden aanspraak op vergoeding van deze kosten kan bestaan (HR 11 juli 2003, NJ 2005/50). De verhouding die verzekeraars als zijnde redelijk hanteren, de zogenoemde ‘PIV-staffel’, vormt bij de beoordeling niet het uitgangspunt, maar wel één van de factoren. Ook de opstelling van partijen in het schaderegelingsproces kan van invloed zijn op de redelijkheid van het maken van kosten en de omvang ervan. Achteraf kan wellicht worden geconstateerd dat de aanzienlijke werkzaamheden en kosten van de advocaat van (verzoekster) in verband met deze verweren de schaderegeling feitelijk niet verder hebben geholpen, maar niet dat het maken van deze kosten niet redelijk was. Dit laatste geldt ook voor de noodzakelijk gebleken rappelwerkzaamheden van de advocaat van [verzoekster] , alsmede voor de advocaatkosten die [verzoekster] heeft gemaakt in relatie tot het voorstel van Allianz om een verzekeringsgeneeskundige expertise in te winnen. Duidelijk was, gelet op het betwiste verband tussen ongeval en klachten c.q. beperkingen, dat over de uitgangspunten voor een dergelijke expertise geen overeenstemming bestond. Allianz kon dus weten dat deze onnodig veroorzaakte advocaatkosten de schaderegeling niet zouden baten. Het verzoek is toewijsbaar, zij het bij wege van een tot 80% gereduceerd voorschot. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het verzoek is gebaseerd op een, niet betwist, uurtarief van € 255,00 exclusief 6% kantoorkosten en 21% btw. |
(2) met begroting van en veroordeling in de kosten aan de zijde van (verzoekster) bij de behandeling van het verzoek. | Voor het opstellen van het verzoekschrift heeft (verzoekster) 15,42 uur aan werkzaamheden van haar advocaat opgevoerd. Allianz werpt terecht op dat dit onredelijk ruim bemeten is in een verzoekschrift dat enkel de vergoeding van buitengerechtelijke kosten betreft. De rechtbank acht in dit verband een tijdsbesteding van 6 uur ten hoogste nog redelijk. Voor het bestuderen van het verweerschrift en het voorbereiden en bijwonen van de zitting acht de rechtbank hooguit 4 uur passend. In totaal zal dus 10 uur aan advocaatwerkzaamheden worden begroot.
De onderhavige procedure heeft meer kenmerken van een incassoprocedure dan van een letselschadezaak. Een voldoende rechtvaardiging voor het hanteren van een specialistentarief is er dan niet. De rechtbank acht daarom een uurtarief van hooguit € 100,00 exclusief 6% kantoorkosten en 21% nog redelijk. De begroting komt dan in totaal op een bedrag van € 2.173,60 (€ 100,00 plus 6% plus 21% maal 10, plus € 15,00 plus € 876,00). |
Deze zaak heeft meer kenmerken van een incassoprocedure dan van een letselschadezaak. De rechter geeft aan dat het deelgeschil daarvoor kan worden aangewend. Het uurtarief voor de kosten van de procedure heeft de rechter overeenkomstig verlaagd omdat er geen noodzaak is voor een specialistentarief.