Rechtbank Midden-Nederland 09-08-2018 | |
Verzoekster maakt met een rolkoffer gebruik van een hellende rolband in een parkeergarage. Door de regen is de rolband nat. Hoewel verzoekster stil staat glijdt zij uit en houdt de Gemeente daarvoor aansprakelijk. De aansprakelijkheid wordt afgewezen ondanks verschil van inzicht tussen partijen over de toedracht, omdat de rolband voldeed aan de veiligheidseisen en de gemeente niet meer veiligheidsmaatregelen had behoeven te nemen. | |
Verzoek | Rechtbank |
te bepalen dat de Gemeente en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de Gemeente aansprakelijk zijn voor de door verzoekster geleden en te lijden materiële en immateriële schade en dat zij gehouden zijn haar (volledige) schade te voldoen | Is van mening dat niet kan worden geconcludeerd dat de rolband niet voldeed aan de veiligheidseisen die daaraan in de gegeven omstandigheden konden worden gesteld. Evenmin kan gelet daarop worden geconcludeerd dat de Gemeente gehouden was meer veiligheidsmaatregelen te nemen. De verzoeken worden afgewezen |
de kosten van dit geding te begroten en de Gemeente te veroordelen in de kosten van het geding ex artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) juncto 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waaronder het griffierecht. | Omdat de aansprakelijkheid niet is komen vast te staan worden de kosten slechts begroot en volgt niet tevens een veroordeling tot betaling daarvan. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het begrote bedrag uitsluitend verschuldigd is indien de aansprakelijkheid van de Gemeente alsnog in rechte komt vast te staan. |
Het bestaan van een latent gevaar is op zichzelf niet voldoende om aansprakelijkheid (van de Gemeente) in het leven te roepen.