Rechtbank Rotterdam, 16 januari 2019 | |
De buitenrechtelijke onderhandelingen in de letselzaak van (verzoeker) met (verweerder) zijn gestaakt, nadat (verweerder) een voorstel ter regeling van de kwestie niet heeft geaccepteerd.De kantonrechter oordeelt dat de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten moeten worden toegewezen. | |
Verzoek | Rechtbank |
(Verzoeker) verzoekt de rechtbank om (verweerder) te veroordelen tot betaling van: (1) de voorgestelde slotuitkering van € 750,- aan schadevergoeding, zijnde het smartengeld; |
De kwestie ziet uitdrukkelijk niet op betaling van het smartengeld. Partijen sluiten ter zitting een overeenkomst, waarbij het verzochte smartengeld (+ wettelijke rente) wordt voldaan. |
(2) een aanvullend voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 1.544,60; | N.B. De eerste factuur ter zake de BGK – € 1.446,67 – werd door (verweerder) volledig voldaan.
De kantonrechter komt tot het volgende:
De kantonrechter komt tot een totaal van € 1.459,–, aldus het verzochte minus de kantoorkosten. (Verweerder) wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag. |
(3) de kosten van de onderhavige procedure, door de advocaat van (verzoeker) begroot op € 2.804,66 (9,5 uren x € 235,– x 6% kantoorkosten x 21% BTW) | De kantonrechter begroot de kosten op een totaalbedrag van € 2.274,80 (8 uren x € 235,– x 21% BTW + € 79,– griffierecht).
De kantonrechter komt tot het volgende:
|
Het lijkt erop dat de WA-verzekeraar vanwege principiële redenen ervoor gekozen heeft om – gedurende het buitenrechtelijke traject – geen aanvullende (slot)betalingen meer te verrichten voor wat betreft de BGK. In een deelgeschil hoort dit toch niet thuis…Het blijft lastig als zeer geringe zaken worden overspoeld met aanzienlijke kosten rechtsbijstand…