Rechtbank Oost-Brabant 25 juni 2019 | |
Een voorrangskwestie op een rotonde houdt partijen verdeelt. Verzoekster start de deelgeschilprocedure terwijl het standpunt van verweerder al lang duidelijk is. Een situatie waar met behulp van getuigen of anderszins nadere onderbouwing nodig is, leent zich dan niet voor een deelgeschil. | |
Verzoek | Rechtbank |
voor recht te verklaren dat verweerder aansprakelijk is en te veroordelen tot vergoeding van de schade | De Rechtbank kan aan de hand van aangifteformulier, registratieformulier van de politie, foto’s en een video , niet vaststellen welke versie van de toedracht de juiste is. Nadere bewijsvoering is vereist. Die investering in tijd, geld en moeite weegt niet op tegen het thans bekende belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van ene minnelijke regeling kan leveren. En wijst de vordering af. |
en verweerder te veroordelen tot vergoeding van de bgk van € 3397 en de kosten van het deelgeschil a € 3463 | De Rechtbank is van mening dat het deelgeschil onterecht is ingesteld. Van meet af aan was duidelijk wat het standpunt van verweerder was en dat dus nadere bewijslevering noodzakelijk zou zijn. In ene deelgeschilprocedure is naar haar aard daarvoor in beginsel geen plaats. Zo ook niet in dit geval. Terwijl van een vastgelopen onderhandelingsproces ook geen sprake was. Begroting van kosten van het deelgeschil is daarom niet aan de orde. De Rechtbank wijst het verzoek af. |
‘Bezint eer ge begint’ had de rechtbank ook kunnen zeggen:)