Rechtbank Den Haag, 12 november 2019 |
Het betreft een achterop aanrijding met volgens verzoeker whiplash-letsel tot gevolg. Het overleg tussen verzoeker en verweerder betreft de medische informatie en het laten uitvoeren van een expertise om na te gaan of de klachten medisch gezien ongevalsgerelateerd zijn. Gaande dat overleg wordt duidelijk dat verzoeker een groter medisch verleden kent dan eerst was aangenomen en dat brengt de vraag naar voren om die medische informatie – het huisartsenjournaal- te delen. Verzoeker gaat hier niet in mee en betoogt dat de medische expertise reeds is toegezegd en dus uitgevoerd moet worden op grond van dat wat er aan medische informatie wel ligt. Verweerder is het daar niet mee eens. |
Verzoek |
Rechtbank |
I verzekeraar te gebieden om mee te werken aan een neurologisch/neuropsychologische expertise |
De rechtbank stelt voorop dat op verzoeker de plicht rust feiten te stellen waaruit volgt dat het door hem gestelde letsel en de schade die daaruit volgens hem voortvloeit zijn veroorzaakt door het ongeval en bij gemotiveerde betwisting deze te feiten te bewijzen. Hieruit volgt dat het aan verzoeker is om de deskundige alle medische informatie te verstrekken die van belang kan zijn om het medisch causaal verband tussen zijn klachten en het ongeval te kunnen beoordelen. Gelet op de overigens beschikbare medische informatie zijn er immers aanknopingspunten die kunnen duiden op een predispositie bij verzoeker die relevant kan zijn bij de beoordeling van de vraag of en in hoeverre zijn klachten ongevalsgerelateerd zijn. Van een ‘fishing expedition’ is, anders dan verzoeker heeft gesteld, geen sprake. Het beroep van verzoeker op het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BB3676) gaat dan ook niet op. Op basis van de beschikbare informatie ziet de rechtbank wél een reden om de vooraf te verschaffen informatie vooralsnog te beperken in tijdsduur, namelijk de duur van vijf jaar vóór het ongeval, derhalve tot 15 februari 2011. Het is aan partijen om de deskundige uitdrukkelijk te vragen om te bezien of hij op basis van de verschafte informatie aanleiding ziet om aan hem aanvullende informatie te verstrekken die dateert van 15 februari 2011. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door verzoeker verzochte verklaring voor recht wordt afgewezen. |
II te veroordelen in de kosten van die expertise |
Vervolgens ontbeert het door hem verzochte onder ii en iii dan aan grondslag, zodat ook dit zal worden afgewezen. |
III bij overschrijding van d etermijn te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500 per dag |
|
IV te veroordelen tot betaling van € 16.899 BGK |
De rechtbank kwalificeert de zaak als niet omvangrijk en niet complex en is van mening dat een een advocaat de verantwoordelijkheid heeft het efficiënt aan te pakken. Het verzoek voor BGK acht de rechtbank bovenmatig hoog en acht een vergoeding van € 6655 redelijk. |
V de kosten van het deelgeschil te begroten op € 8881 met veroordeling tot betaling |
De rechtbank brengt het aantal uren terug van 28 naar 10 en het tarief van € 245 naar € 220 en begroot de kosten op € 2200 ex BTW en kantoorkosten. Uitvoerbaar bij voorraad. |