Rechtbank Den Haag, 4 augustus 2020 | |
Verzoeker reed op een scooter en werd ingehaald door een bus met aanhanger. Tijdens de inhaalmanoeuvre is verzoeker ten val gekomen. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de bus heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Tijdens een voorlopig getuigenverhoor zijn de bestuurder en zijn zoons, verzoeker en een vriend van verzoeker die voor hem reed ten tijde van het voorval gehoord. De kantonrechter wijst de aansprakelijkheid ook af omdat de toedracht niet is bewezen en de bewijslast rust op verzoeker. | |
Verzoek | Rechtbank |
(1) Verzoeker verzoekt (…) voor recht te verklaren dat Nh1816 jegens verzoeker 100% aansprakelijk is voor de schade voortvloeiend uit het ongeval dat op 9 juli 2017 plaatsvond, | (1) Toedracht staat niet vast. Verzoeker draagt de bewijslast. Snelheid van voertuigen en onderlinge snelheid was laag. Er is niet komen vaststaan dat de inhaalmanoeuvre onvoldoende voorzichtig is uitgevoerd. Verklaring van de vriend van verzoeker kan niet als steunverklaring worden gebruikt omdat de verklaringen van verzoeker en zijn vriend op essentiële punten tegenstrijdigheden en verschillende toedracht bevatten. |
(2) met veroordeling van Nh1816 in de kosten. | (2) Uurtarief gematigd van € 245 ex btw en 7% kantoorkosten naar € 230 ex btw. Uren van 18 naar 11,5 bijgesteld. Hantering van kantoorkosten niet transparant voor particuliere cliënten. |
Bij een tegenstrijdige lezing van de toedracht komt het aan op de waardering van het beschikbare bewijs. De bewijslast ligt bij de verzoeker. Vanwege de strijdigheden in de verschillende verklaringen acht de kantonrechter het aanvullende bewijs van degene die voorop reed onvoldoende om de gestelde toedracht van verzoeker met redelijke mate van zekerheid vast te kunnen stellen.