Rechtbank Den Haag, 8 september 2021 | |
Arbeidsongeval in een paardenbox van een stoeterij. Partijen verschillen van mening over de toedracht van het ongeval. Nader onderzoek is nodig en dus wijst de rechtbank het verzoek af. | |
Verzoek | Rechtbank |
(Verzoekster) verzoekt de rechtbank:
(1) voor recht te verklaren dat haar werkgever (stoeterij) aansprakelijk is voor de schade ontstaan ten gevolg van het arbeidsongeval; |
Het verzoek rust primair op art. 7:658 BW, subsidiair op art. 6:170 BW. (Verzoekster) moest een medewerker van een externe partij helpen, door de paarden in een box opzij te houden. Het staat verder vast dat (verzoekster) in de box is gevallen.
Partijen verschillen van mening over de toedracht. Volgens (verzoekster) is zij over een emmer gestruikeld die achter de staldeur stond. De emmer was neergezet door een collega; (verzoekster) zelf had hier geen kennis van. Afwijzing verzoek. Nader onderzoek naar de feiten is noodzakelijk. |
(2) de kosten te begroten en werkgever te veroordelen in deze kosten. | Verzoek: 21,8 uur x € 255,– x 5% kantoorkosten x 21% BTW = € 7.062,71. Matiging van het aantal uur: 10 is redelijk. Voor kantoorkosten is in de huidige ruimte geen tijd meer, zeker wanneer er particuliere cliënten in het spel zijn aan wie voldoende transparantie moet worden geboden. Het daadwerkelijke uurtarief is met kantoorkosten niet direct inzichtelijk.
Begroting: 10 uur x € 255,– x 21% BTW = € 3.085,50. Geen aansprakelijkheid en dus ook geen veroordeling. |
De rechtbank geeft alvast een voorschot op de aansprakelijkheidsvraag: mocht de lezing van (verzoekster) juist zijn, dan is de werkgever (mogelijk) aansprakelijk. Mocht de lezing van werkgever juist zijn, dan is de rechtbank vooralsnog van oordeel dat de werkgever haar zorgplicht niet heeft geschonden. Verder opnieuw een beschikking waarbij de rechtbank meent dat er geen ruimte is voor hantering van kantoorkosten.