Rechtbank Den Haag 15 april 2021 | |
Verzoeker is als bestuurder van een motor ten val gekomen als gevolg van een aanrijding met een auto. Verweerder was bezig om vanuit een uitrit naar links de rijbaan op te rijden, toen verzoeker kwam aanrijden. Verzoeker botste met zijn motor tegen de linkerzijde van de auto. De rechtbank acht verweerder aansprakelijk, maar er is wel sprake van 70% eigen schuld. Ernst van het letsel brengt een billijkheidscorrectie met zich mee. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de rechtbank:
(1) primair: te verklaren voor recht dat verweerder en Achmea aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval; (2) subsidiair: het percentage van de aansprakelijkheid van verweerder en Achmea voor de gevolgen van het ongeval vast te stellen; |
Verzoeker stelt dat verweerder onvoldoende oplettend is geweest bij het verlaten van de uitrit. Hij zou eerst naar links hebben gekeken, vervolgens naar rechts en is na het passeren van de drie auto’s van rechts opgetrokken. De rechtbank is het met verzoeker eens dat van verweerder mocht worden gevergd dat hij nogmaals naar links zou kijken om zich ervan te kunnen verzekerden dat de weg links nog altijd vrij was.
Ook verzoeker heeft verkeersfouten gemaakt. Bijvoorbeeld door het overschrijden van de maximumsnelheid en het inhalen van een auto over een doorgetrokken streep. Er zijn echter onvoldoende feiten die erop duiden dat verzoeker zodanig onvoorzichtig rijgedrag vertoonde dat verweerder hiermee géén rekening hoefde te houden. Er is volgens de rechtbank sprake van 70% eigen schuld. Volgens de rechtbank leidt een overschrijding van 2,8 tot 16,2 km per uur niet zodanig tot een percentage eigen schuld; daarvoor is meer nodig. Achmea stelt dat ook roekeloos rijgedrag aan het ongeval heeft bijgedragen. De rechtbank twijfelt niet aan de getuigenverklaring waaruit dit blijkt. Ook ligt het in de risicosfeer van verzoeker dat hij niet in het bezit was van een geldig motorrijbewijs. Daarnaast is er volgens de rechtbank sprake van onvoldoende voertuigbeheersing. Bovendien droeg verzoeker geen beschermende kleding, waardoor hij onvoldoende gezorgd heeft voor beperking van eventuele schade. De rechtbank neemt ook mee dat op dit moment niet meer kan worden vastgesteld of verzoeker onder invloed was van verdovende middelen, omdat verzoeker geen toestemming heeft verleend voor bloedonderzoek. De ernst van de gemaakte fout van verweerder, brengt niet mee dat de billijkheidscorrectie moet worden toegepast. De ernst van het letsel (o.a. klaplong, vijf gebroken ribben, een hersenschudding en complicaties) noopt daar wel toe. Bovendien heeft verzoeker een tijd niet kunnen werken en was er geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank komt tot een verdeling van 40% voor Achmea en 60% voor verzoeker. |
(3) Achmea te veroordelen in de kosten van het deelgeschil. | Verzoeker noemt een tijdsbesteding van 15,5 tegen een uurtarief van € 239,- te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% btw. De rechtbank het bestede aantal uren en het uurtarief redelijk. De rechtbank zal geen rekening houden met kantoorkosten, omdat niet is gebleken dat deze zijn gemaakt. De rechtbank begroot de kosten daarom op € 4.786,46. Achmea moet 40% hiervan betalen. |