Rechtbank Oost-Brabant 9 juni 2021 | |
Verzoeker, werkzaam als logistiek medewerker bij DAF, is op 22 november 2017 voorover gevallen, waarbij hij met zijn hoofd op de grond is gekomen. Vlak voor dit voorval was betrokkene even gaan zitten, omdat hij zich niet goed voelde door duizeligheid en hoofdpijn. Verzoeker is naar het ziekenhuis gegaan en heeft van 22 november 2017 tot en met 26 november 2017 op de IC gelegen in verband met een epiduraal hematoom rechts pariëtaal. Verzoeker spreekt zijn werkgever aan voor de schade als gevolg van dit voorval. Het verzoek wordt afgewezen. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de rechtbank:
(1) voor recht te verklaren dat DAF aansprakelijk is voor de gehele schade als gevolg van het ongeval; |
Het begrip ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’ dient ruim te worden uitgelegd. In deze zaak is aan deze voorwaarde voldaan, omdat het ongeval op de werkvloer en onder werktijd heeft plaatsgevonden.
Uit de arbeidsomstandighedenwet volgt dat de werkgever doeltreffende maatregelen moet treffen op het gebied van eerste hulp bij ongeval. Daarnaast moeten werknemers doeltreffend worden ingelicht over de wijze waarop de bedrijfshulpverlening is ingericht. De werkgever moet zich hierbij laten bijstaan door een of meer werknemers als bedrijfshulpverleners. DAF heeft in voldoende mate aan deze verplichtingen voldaan. Er waren ten tijde van het ongeval meerdere bedrijfshulpverleners op locatie aanwezig. Ook maakt DAF gebruik van de regeling ‘De Wegwijzer’. Hiermee heeft DAF inzichtelijk gemaakt hoe de deskundigenbijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening is ingericht. Door verzoeker is niet weersproken dat deze interne regeling aan alle medewerkers ter beschikking is gesteld. Bovendien hebben de medewerkers overeenkomstig de regeling gehandeld. Na het ongeval is direct een EHBO-er en een beveiliger ingeschakeld. De Arbeidsomstandighedenwet hoeft niet zo te worden begrepen dat deze een verplichting inhoudt om alle medewerkers medisch te scholen (in casu: op het gebied van flauwvallen). Dit is namelijk alleen voorbehouden aan de medewerkers die aangewezen zijn als bedrijfshulpverleners. Bovendien hebben alle collega’s adequaat gehandeld.
Omdat de zorgplicht niet is geschonden, is DAF niet aansprakelijk voor de geleden schade. Hiermee is men evenmin aansprakelijk op grond van artikel 7:611 BW.
|
(2) de kosten (begroot op € 5.865,78) te begroten en DAF hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure. | De rechtbank acht het aantal opgevoerde uren voor de mondelinge behandeling (3 uur) bovenmatig en stelt dit bij naar 1 uur. Het totaal wordt gematigd naar 17,5 uur. De rechtbank begroot de kosten daarom op € 5.272,88 (17,5 uur x € 245,00, vermeerderd met 21 % BTW = € 5.187,88 + € 85,00 ter zake griffierecht).
De kostenveroordeling wordt net als het eerste verzoek afgewezen. Verzoeker zal niet worden veroordeeld in de kosten van de procedure, omdat artikel 289 Rv niet van toepassing is in een deelgeschilprocedure. |