Rechtbank Noord-Nederland 22 juni 2022 | |
Op 18 februari 2021 is verzoekster als voetganger aangereden door een door verweerder bestuurde auto. Als gevolg van dit ongeval heeft verzoekster ernstig letsel opgelopen. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoekster verzoekt:
(1) voor recht te verklaren dat Achmea aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval en dat Achmea gehouden is de schade volledig te vergoeden; |
Het geschil betreft voornamelijk de vraag of er sprake is van eigen schuld aan de zijde van verzoekster omdat zij bij het oversteken van de weg geen gebruik zou hebben gemaakt van de voetgangersoversteekplaats.
De rechtbank volgt de verklaringen van de getuige en van verweerder dat verzoekster niet op de ter plaatse aanwezige voetgangersoversteekplaats liep. In dit geval is artikel 185 WVW van toepassing. Niet in geding is of er sprake is van overmacht. Er is sprake van eigen schuld door het niet gebruiken van de oversteekplaats. De rechtbank waardeert het percentage eigen schuld op 25%. Als verweerder bij het naderen van de voetgangersoversteekplaats de geboden oplettendheid had betracht, had hij verzoekster opgemerkt. Verweerder had dan beter op de situatie kunnen anticiperen en dan had de schade (deels) voorkomen kunnen worden. De rechtbank ziet aanleiding om de billijkheidscorrectie toe te passen. De rechtbank neemt in deze overweging mee dat verzoekster ernstig (hersen)letsel heeft opgelopen, waarbij gevreesd moet worden voor blijvende bewegingsbeperking in de schouder en blijvende hersenbeschadiging. Achmea moet 90% van de door verzoekster geleden schade dragen. |
(2) Achmea te veroordelen in de proceskosten. | Verzoekster maakt aanspraak op een bedrag van € 9.181,32 (uitgaande van een tijdbesteding van 29,33 uur tegen een uurtarief van € 250,-). De rechtbank begroot de kosten volgens deze opgave. Omdat verzoekster 10% van de schade zelf dient te dragen, zal ook voor wat betreft haar proceskosten dienovereenkomstig worden beslist. |