sector kanton rechtbank ‘s-Hertogenbosch 14 juni 2011, LJN: BQ9268
Mevrouw [werkneemster] kon met één voet op de trailer stappen. Toen zij ook de andere voet erop wilde zetten, verloor zij vermoedelijk haar evenwicht en viel achterover. Daarbij kwam zij met haar rechterschouder en rug op de betonnen vloerdelen terecht.
[werkgeefster] voert verweer. Zij bepleit afwijzing van het verzoek, primair omdat het volgens haar geen verzoek betreft in de zin van artikel 1019w Rv en subsidiair – indien het komt tot een inhoudelijke behandeling van de zaak – vanwege het feit dat geen sprake is geweest van enige zorgplichtschending.
In de tweede plaats stelt [werkgeefster] dat van een schending van de zorgplicht in de zin van artikel 7:658 geen sprake is geweest.
De Rechtbank:
Om de impasse te doorbreken kan een rechterlijk oordeel (over de aansprakelijkheid) in een deelgeschilprocedure een functie vervullen (vgl. Rb Arnhem 10 januari 2011, LJN BP2911).
Uit dit artikel in samenhang met artikel 7:658 BW volgt derhalve dat op [werkgeefster] de verplichting rust om haar werknemers zoals [werkneemster] enerzijds duidelijk te instrueren over de wijze waarop de trailers dienen te worden beklommen en anderzijds rust op de [werkgeefster] de verplichting daarvoor de benodigde middelen, zoals een deugdelijke trap of ladder, te verschaffen. Dat [werkgeefster] aan die verplichtingen heeft voldaan, is naar het oordeel van de kantonrechter nog onvoldoende vast komen te staan.
Nu [werkgeefster] het bewijs dat zij haar zorgplicht is nagekomen vooralsnog niet heeft geleverd, zal zij daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld. De kantonrechter gaat ervan uit dat [werkgeefster] het bewijs vooreerst door geschrift wenst te leveren.
De kantonrechter schat in dat bewijslevering snel en makkelijk zal kunnen en acht daarom een deelgeschil een nuttig traject. Zaak wordt dus aangehouden voor bewijslevering, waardoor de zaak weer erg op een “normale” procedure gaat lijken…