Bestuurder personenauto ondanks groen licht niet zorgvuldig genoeg bij het afslaan; wel eigen schuld verzoekster op snorfiets

Aanrijding tussen een snorfiets en personenauto. De snorfietser negeert rood verkeerslicht. Bestuurder personenauto toch aansprakelijk maar eigen schuld van 70%.

Jegens verzoekster 2 is Univé niet aansprakelijk, omdat zij een schuldloze opzittende is en daardoor is de WAM-verzekeraar van verzoekster 1 (en niet die van de personenauto) regelend verzekeraar.

 

 

Ten aanzien van verzoekster 1:

De rechtbank is het met Univé eens dat artikel 185 WVW niet van toepassing (ook niet via de reflexwerking), omdat het gaat om een aanrijding tussen twee gemotoriseerde verkeersdeelnemers. De aansprakelijkheid moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:162 BW. De rechtbank oordeelt dat de bestuurder van de personenauto onrechtmatig heeft gehandeld jegens verzoekster omdat hij onvoldoende oplettend is geweest. Ook bij een groen verkeerslicht mag niet worden afgeslagen voordat is gecontroleerd of dat zonder gevaar kan en de weg daadwerkelijk vrij is. De rechtbank kan niet vaststellen dat de personenauto te hard reed, maar omdat het ging om een overzichtelijk kruispunt moet de snorfietser van enige afstand zichtbaar zijn geweest. De auto op de rijstrook ernaast had de snorfietser bovendien wél op tijd opgemerkt en kon op tijd stoppen. Verder had de bestuurder een te hoog alcoholpercentage in het bloed en het is een feit van algemene bekendheid dat dit de oplettendheid en het reactievermogen negatief beïnvloed. 

Ten aanzien van verzoekster 2:

Verzoekster 2 was opzittende van de snorfiets. Zij geldt als een schuldloze opzittende als bedoeld in artikel 2 Bedrijfsregeling. In gevolge de hoofdregel van artikel 3 lid 1 sub a treedt de WAM-verzekeraar van het voertuig waarop de schuldloze derde zich bevindt op als regelend verzekeraar. Dat is dus niet Univé, maar de WAM-verzekeraar van verzoekster 1. Artikel 3 lid 1 sub b (op grond waarvan de eerst aangesproken verzekeraar regelt) is niet van toepassing, omdat verzoekster 2 geen schuldloze derde is, maar een schuldloze opzittende. Ten aanzien van verzoekster 2 wordt het verzoek dus afgewezen. 

Verzoekster 1 is door een rood licht gereden. Als zij voor dit verkeerslicht was gestopt, had zij de aanrijding kunnen voorkomen.  Ook voor haar geldt dat de verkeersituatie overzichtelijk was, waardoor zij de personenauto(‘s) kon opmerken. De aanrijding is daarmee in aanzienlijke mate veroorzaakt door het eigen handelen van verzoekster 1. De rechtbank oordeelt dat Univé 30% van de schade moet dragen en dat de rest voor rekening van verzoeker 1 zelf komt. 

Omdat er onvoldoende bekend is over de aard en de ernst van de schade, kan de rechtbank geen oordeel geven op de vraag of er reden is voor een billijkheidscorrectie. 

Univé maakt bezwaar tegen het gehanteerde uurtarief van € 295,-. De rechtbank acht het gehanteerde uurtarief niet onredelijk. Ook het aantal aan de zaak bestede uren komt de rechtbank redelijk voor. De kosten worden begroot op € 7.495,95. Univé wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.248,79 (rekening houdend met een schadevergoedingsplicht van 30%). De rechtbank beveelt dat deze kostenveroordeling binnen 14 dagen na de uitspraak wordt overgemaakt. 

Kosten

kosten toegewezen maar vermindering ivm percentage eigen schuld

Resultaat

toe- en afgewezen