rechtbank ‘s-Gravenhage (sector kanton), 30 november 2011, LJN: BV1531
Volgens verzoeker heeft hij bij handboring electriciteitskabel geraakt, met letsel als gevolg. Werkgever (verweerster) aansprakelijk gesteld o.g.v. art. 7:658 lid 1 BW. Het verzoek houdt in dat voor recht wordt verklaard dat verweerster aansprakelijk is voor de schade.
Verweerster betwist electrocutie en stelt dat letsel is ontstaan doordat boor op puin is gestoten en hevige pijnreactie heeft veroorzaakt o.g.v. pre-existente klachten. Zorgplicht niet geschonden.
Voor rechter staat vast dat verzoeker schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Om te kunnen oordelen over de toedracht en de zorgplicht, is nadere bewijslevering of deskundigenadvies nodig. Daarom wordt het verzoek afgewezen. De kosten worden begroot.
De rechter stelt een duidelijke grens aan de reikwijdte van dit deelgeschil. Wellicht kunnen partijen uit de voeten met de suggestie van de rechter (overweging ten overvloede) om buiten rechte door een deskundige te laten onderzoeken of de aard van het letsel duidt op een electrisch trauma, waarbij zijn medische voorgeschiedening in aanmerking wordt genomen.
Het geschil
3.1.Na zijn verzoek ter zitting te hebben gewijzigd verzoekt [verzoeker] de kantonrechter om op de voet van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor recht te verklaren dat Geomet c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoeker] lijdt als gevolg van het hem op 12 augustus 2008 overkomen bedrijfsongeval, met begroting van de kosten van deze procedure op grond van artikel 1019aa Rv.3.2.[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij op 12 augustus 2008 voor Geomet c.s. werkzaamheden heeft verricht. Ter voorbereiding op een te verrichten proefboring heeft [verzoeker] die dag met een handboor een gat voorgeboord om te bezien of er ter plaatse leidingen liepen of puin lag. Nadat hij bij de eerste twee keer boren op puin was gestuit, heeft [verzoeker] de onderzijde van de handboor verwisseld voor een boor met een scherpere punt, een zogenaamde riversideboor. Bij de derde boorpoging heeft [verzoeker] vervolgens een (hoog)spanningsleiding geraakt, waardoor hij een elektrische schok heeft gehad (hierna: het ongeval). Als gevolg van het ongeval heeft [verzoeker] letsel opgelopen. Volgens [verzoeker] hebben Geomet c.s. niet aan hun zorgplicht ex artikel 7:658 lid 1 BW voldaan. Geomet c.s. hadden [verzoeker] immers niet zonder toestemming van Eneco en buiten aanwezigheid van een inspecteur van Eneco aan het werk mogen zetten. Bovendien was de aan [verzoeker] gegeven informatie, bestaande uit foto’s, de zogenoemde KLIC-melding en zwart/wit-tekeningen van de betrokken beheerders van kabels en leidingen, gebrekkig. [verzoeker] was ook onvoldoende geïnstrueerd, aangezien hem had moeten worden verteld dat ingeval van aanwezigheid van puin de locatie met de hand of met de graafmachine horizontaal afgegraven moest worden. Ten slotte waren de handvatten van de grondboor onvoldoende geïsoleerd. Volgens [verzoeker] zijn Geomet c.s. op grond van het voorgaande ex artikel 7:658 lid 2 BW gehouden de door [verzoeker] als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade te vergoeden.
3.3.Geomet c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Geomet c.s. betogen primair dat [verzoeker] niet in zijn verzoek kan worden ontvangen althans dat zijn verzoek afgewezen dient te worden, omdat om op het verzoek te kunnen beslissen nadere bewijslevering noodzakelijk is. Dit past volgens Geomet c.s. niet binnen het kader van de deelgeschilprocedure.4.2.De kantonrechter overweegt als volgt. De deelgeschilprocedure biedt volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen. Zij krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de kantonrechter te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
4.3.De kantonrechter is met Geomet c.s. van oordeel dat voor een beslissing op het onderhavige verzoek nadere bewijslevering of deskundigenadvies nodig is, als gevolg waarvan de procedure dermate veel tijd, geld en moeite gaat kosten, dat dit niet opweegt tegen de bijdrage die de beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daartoe is het volgende van belang.4.4.Om op het verzoek te kunnen beslissen dient te worden vastgesteld of [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en, zo ja, of Geomet c.s. tekort zijn geschoten in de op hen rustende zorgplicht op grond van artikel 7:658 lid 1 BW. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de vraag of [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden rusten op [verzoeker], terwijl Geomet c.s. belast zijn met de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de nakoming van de op hen rustende zorgplicht.
4.5.Door Geomet c.s. wordt niet – althans onvoldoende gemotiveerd – betwist dat [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Terwijl [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat zijn schade is ontstaan door een elektrisch trauma, voeren Geomet c.s. namelijk aan dat gezien de grote hoeveelheid puin in de grond niet kan worden uitgesloten dat [verzoeker] op puin is gestuit en dit een hevige pijnreactie heeft veroorzaakt aan zijn armen en/of schouders op grond van pre-existent letsel. In beide situaties is er sprake van schade geleden in de uitoefening van werkzaamheden. Voor zover Geomet c.s. hebben bedoeld aan te voeren dat [verzoeker] geen schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden omdat de klachten waarvan [verzoeker] op 12 augustus 2008 melding heeft gemaakt voordien al bestonden, hebben zij dit onvoldoende onderbouwd. Het moet er op grond van het voorgaande dan ook voor worden gehouden dat [verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
4.6.Voorts dient te worden beoordeeld of Geomet c.s. aan hun zorgplicht hebben voldaan. Geomet c.s. stellen, zoals hiervoor al is overwogen, dat de schade van [verzoeker] is ontstaan doordat hij op puin is gestuit en dit een hevige pijnreactie heeft veroorzaakt aan zijn armen/en of schouders op grond van pre-existent letsel. Dat bestaande klachten na werkzaamheden (tijdelijk) toenemen, leidt volgens Geomet c.s. niet tot de conclusie dat zij aansprakelijk zijn voor de schade. Er is volgens Geomet c.s. geen sprake van een elektrisch trauma, aangezien Eneco geen melding heeft gedaan van schade aan haar netwerk, de door [verzoeker] gebruikte handboor niet is beschadigd, de klachten van [verzoeker] niet per definitie duiden op het doormaken van een elektrische schok en ook de pre-existente klachten van [verzoeker] de schade kunnen hebben veroorzaakt. Voor zover de kantonrechter oordeelt dat toch dient te worden uitgegaan van de toedracht zoals die door [verzoeker] wordt geschetst, stellen Geomet c.s. dat zij te dien aanzien aan hun zorgplicht hebben voldaan, onder meer aangezien zij [verzoeker] vooraf van de juiste informatie hebben voorzien, zij de juiste werkwijze hanteren in geval van aanwezigheid van puin, leidingen of kabels in de grond en zij hun werknemers van deze werkwijze op juiste wijze op de hoogte stellen en hebben gesteld. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.7.Nu de toedracht van de schadeveroorzakende gebeurtenis een rol speelt in het kader van de beoordeling van de nakoming van de op Geomet c.s. rustende zorgplicht, rusten de stelplicht en bewijslast ten aanzien daarvan op Geomet c.s.. [verzoeker] voert aan dat Geomet c.s. niet meer in staat moeten worden gesteld op dit punt bewijs te leveren.
Geomet c.s. hebben namelijk, aldus [verzoeker], geen onderzoek ter plaatse gedaan, zij hebben Eneco niet verzocht om nadere informatie over eventuele beschadigingen van kabels of leidingen en zij hebben geen melding van het incident gedaan bij de arbeidsinspectie. Het gaat echter om een ernstig ongeval, waarbij Geomet c.s. de beschikking hadden over alle medische informatie en ook in de gelegenheid waren onderzoek uit te voeren, aldus [verzoeker]. Als gevolg hiervan moet de door hem gestelde toedracht, te weten het doormaken van een elektrisch trauma, volgens [verzoeker] tot uitgangspunt worden genomen.4.8.De kantonrechter volgt [verzoeker] hierin niet. Het enkele feit dat Geomet c.s. geen onderzoeksrapportages hebben opgemaakt dan wel doen opmaken maakt niet dat moet worden geoordeeld dat Geomet c.s. niet aan de op hen rustende stelplicht hebben voldaan en dat de door [verzoeker] geschetste toedracht als vaststaand moet worden aangenomen (zie ook HR 15 december 2000, NJ 2001, 252). Naar het oordeel van de kantonrechter hebben Geomet c.s. voldoende gesteld ten aanzien van de toedracht van de schadeveroorzakende gebeurtenis. Nu de door Geomet c.s. gestelde toedracht echter door [verzoeker] gemotiveerd wordt betwist met het met stukken onderbouwde betoog dat hij een elektrisch trauma heeft doorgemaakt, zal om op het verzoek van [verzoeker] te kunnen beslissen op dit punt nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek moeten plaatsvinden. Gelet hierop dient het verzoek van [verzoeker] op grond van artikel 1019z Rv te worden afgewezen.
4.9.De kantonrechter overweegt ten overvloede dat partijen wellicht buiten rechte een deskundige kunnen benaderen met het verzoek om te onderzoeken of de aard van het bij [verzoeker] geconstateerde letsel duidt op een doorgemaakt elektrisch trauma, waarbij de medische voorgeschiedenis van [verzoeker] in aanmerking zal moeten worden genomen. Hiermee zou naast duidelijkheid over de toedracht van het schadeveroorzakende evenement ook duidelijkheid kunnen worden verkregen over het causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en het schadeveroorzakende evenement, hetgeen tussen partijen, naar de kantonrechter begrijpt, ook nog een punt van discussie is.
Kosten
4.10.Ook als het verzoek op grond van artikel 1019z Rv wordt afgewezen, dient de kantonrechter de kosten van deze procedure te begroten op grond van artikel 1019aa Rv. Dit is alleen dán anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter, anders dan Geomet c.s. betogen, in dit geval geen sprake. Redengevend daarvoor is dat de Wet Deelgeschillen geen concrete aanknopingspunten bevat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een deelgeschil en de parlementaire geschiedenis het begrip deelgeschil zeer ruim uitlegt, maar de concrete invulling van dat begrip aan de rechtspraak is overgelaten. Gelet op de betrekkelijk korte tijd dat de Wet Deelgeschillen in werking is, is van een vaste lijn in de rechtspraak over het begrip deelgeschil nog geen sprake. Tegen deze achtergrond kan het door [verzoeker] ingediende verzoek niet bij voorbaat als volstrekt onnodig of kansloos worden beschouwd.
4.11.Mr. Ladrak heeft aangevoerd dat hij 33:06 uur aan deze zaak heeft besteed en [verzoeker], uitgaande van een uurtarief van € 274,50, aldus € 9.085,95 aan kosten heeft gemaakt. Geomet c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het uurtarief, aangezien mr. Ladrak, zoals hij ook zelf erkent, voor eerdere werkzaamheden een uurtarief van € 219,60 heeft gehanteerd. Bovendien betogen Geomet c.s. dat de aangevoerde kosten niet alleen betrekking hebben op het onderhavig deelgeschil.
4.12.De kantonrechter overweegt dat de kosten ingevolge artikel 6:96 lid 2 BW dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten dienen redelijk te zijn. Gelet op het (buitengerechtelijke) karakter van de deelgeschilprocedure acht de kantonrechter het niet redelijk om af te wijken van het in het buitengerechtelijke traject reeds eerder door mr. Ladrak gehanteerde uurtarief. Dit betekent dat de kantonrechter een uurtarief van € 219,60 zal aanhouden. De kantonrechter is voorts van oordeel dat alléén de kosten die betrekking hebben op deze procedure dienen te worden begroot. Deze kosten bestaan over het algemeen (voornamelijk) uit de kosten van het bestuderen van het dossier, het opstellen van het verzoekschrift, het bestuderen van het verweerschrift, het voorbereiden van de mondelinge behandeling, het bijwonen van de mondelinge behandeling en het afronden van de zaak. Uit de door mr. Ladrak overgelegde urenspecificatie blijkt voldoende dat zijn kosten hierop betrekking hebben, maar de kantonrechter is van oordeel dat de aan de werkzaamheden bestede uren op diverse onderdelen buiten proportie zijn. Zo heeft mr. Ladrak 13:06 uur aan het opstellen van het verzoekschrift besteed (het overleg met [verzoeker] daarover nog buiten beschouwing gelaten) en komt de totaal aan de zaak bestede tijd de kantonrechter ook onredelijk voor. De kantonrechter zal de totale kosten dan ook matigen en de kosten ex artikel 1019aa Rv begroten op € 4.664,63 (17 uur x 219,60 inclusief 5% kantoorkosten en BTW), te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 260,–.
5.De beslissing
De kantonrechter:5.1.begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 4.924,63 (inclusief kantoorkosten en BTW);
5.2.wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E. Bierling en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.