Rechtbank Noord-Holland | |
Bestuurder auto reed vanuit parkeervak de rijbaan op om te keren. Aanrijding met motor van zoon verzoeker. Zoon van verzoeker reed te hard. Oorzaak ongeval 60% automobilist en 40% motorrijder. Geen billijkheidscorrectie. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoeker verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat:
1) de verzekerde van Aegon aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de aanrijding op 8 maart 2019; |
(1) Nadat de rechtbank concludeert dat de verzoeken zich lenen voor een deelgeschil stelt de rechtbank vast dat de automobilist meerdere bijzondere manoeuvres achter elkaar wilde uitvoeren. Bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres geldt een bijzondere oplettendheid. Er mocht dan ook van de automobilist verwacht worden dat zij meermaals over haar schouder naar links zou kijken om er zeker van te zijn dat de weg nog altijd vrij was. Nu zij onvoldoende oplettend was valt de verkeersfout haar aan te rekenen. Als de automobilist nogmaals naar links zou hebben gekeken had zij de zoon van verzoeker gezien en had zij kunnen wachten met het rijden uit het parkeervak. De automobilist heeft overigens ook in strijd gehandeld met artikel 55 RVV 1990, zij gaf geen richting aan bij het rijden uit het parkeervak.
De zoon van verzoeker reed minimaal 9 en maximaal 37 kilometer per uur harder dan de toegestane snelheid van 50 km/u. De zoon van verzoeker hoefde er niet op bedacht te zijn dat de automobilist uit het parkeervak zou rijden en al helemaal niet dat zij direct de weg over zou steken om te keren. Ook omdat de automobilist geen richting aan gaf. Doordat de zoon van verzoeker – ondanks dat hij remde – de aanrijding niet kon voorkomen, impliceert dat de snelheid van de zoon van verzoeker heeft bijgedragen aan het ongeval. Hij heeft zijn motor niet tijdig tot stilstand kunnen brengen. De zoon van verzoeker heeft daarmee verwijtbaar gehandeld. De rechtbank oordeelt dat zowel de automobilist (60%) als de zoon van verzoeker (40%) bijgedragen hebben aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank ziet geen aanleiding om de billijkheidscorrectie toe te passen. |
2) Aegon de schade van verzoeker die het gevolg is van de aanrijding aan verzoeker dient te voldoen; | (2) Aegon wordt door de rechtbank gehouden om de 60% van de schade van de zoon van verzoeker te voldoen aan verzoeker. |
3) met begroting van de redelijke kosten van rechtsbijstand aan de zijde van verzoeker in verband met de behandeling van dit deelgeschil, en veroordeling van Aegon tot betaling van die kosten. | (3) De rechtbank begroot de kosten op € 7.054,30 (22 uur x € 265,- inclusief kantoorkosten van 5%). Gezien Aegon voor 60% aansprakelijk is voor de schade zal Aegon worden veroordeeld tot het betalen van € 4.232.58. |