Aansprakelijkheid arbeidsongeval: verder onderzoek nodig, dus afgewezen.

LJN: BX7896,Sector kanton Rechtbank Breda , 723248 ov 12-3925
[verzoeker] is tijdens de uitoefening van zijn werk op het werkterrein van L.V.B. van een trap (vanaf een hoogte van circa 2,5 meter) gevallen., aansprakelijkheidsvraag, bijdrage verzochte beslissing gering omdat er nog veel andere geschilpunten zijn, bovendien is nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk, verzoek afgewezen, kostenveroordeling ook afgewezen, wel kostenbegroting, deelgeschilprocedure niet volstrekt onnodig of onterecht ingesteld
Verzoek Rechtbank
 Te beslissen dat er aansprakelijkheid is aan de zijde van verweerders voor ontstane letselschade.  In deze procedure is gebleken dat L.V.B. en HDI niet alleen de aansprakelijkheid betwisten, maar zich ook om diverse andere redenen niet gehouden voelen om tot vergoeding van de door [verzoeker] gestelde schade over te gaan. Zo voeren L.V.B. en HDI onder meer aan dat het de vraag is of en zo ja hoeveel schade [verzoeker] heeft geleden en of er sprake is van een (voldoende) causaal verband tussen de – eventuele – schade en het ongeval. Gelet hierop is de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst gering. Immers, na een oordeel over de aansprakelijkheidsvraag lijken nog veel geschilpunten in de weg te liggen aan minnelijke overeenstemming over de te vergoeden schade
 Daar komt bij dat er naar het oordeel van de kantonrechter niet nu reeds tot een eindbeslissing over de eventuele aansprakelijkheid van L.V.B. kan worden gekomen, omdat nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek noodzakelijk is. Daarbij kan gedacht worden aan getuigenverklaringen van onder meer [Y] en [verzoeker] over de door [Y] gegeven opdracht en de reactie daarop van [verzoeker], alsmede aan een (onafhankelijk) deskundigenonderzoek omtrent de (kenbare) medische beperkingen van [verzoeker] ten tijde van het ongeval
 € 10.152,07 aan kosten. Daarbij is uitgegaan van 32,85 declarabele uren tegen een uurtarief van € 245,00 exclusief 6,00% bureaukosten en 19,00% BTW (oftewel € 309,04 inclusief 6,00% bureaukosten en 19,00% BTW).  De kantonrechter acht een besteding van 15 uren aanvaardbaar. Het door mr. Schoemaker gehanteerde uurtarief hebben L.V.B. en HDI niet (gemotiveerd) betwist en komt de kantonrechter ook niet onredelijk voor. De kantonrechter begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op € 4.635,65 (15 maal € 309,04), vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 437,00 (zijnde het griffierecht voor een verzoekschrift van een natuurlijk persoon in een zaak met een beloop van meer dan € 12.500,00).

Het tweede argument van de rechtbank snijdt zeker hout. Het eerste mogelijk iets minder. Wanneer de aansprakelijkheid duidelijk zou zijn is het slaan van spijkers met koppen over de schade vaak eens stuk eenvoudiger.