Rechtbank Midden-Nederland, 25 maart 2020 | |
Fietser valt in de nacht bij het inrijden van een hem bekende straat in zijn woonplaats, omdat hij aanrijdt tegen een trottoirkolk meteen naast de hoekband van een inritblok. Hij houd de Gemeente aansprakelijk voor polsbreuk. | |
Verzoek | Rechtbank |
I de gemeente aansprakelijk te verklaren | De rechtbank is van mening, mede op basis van het onderzoek, dat weggebruikers mogen verwachten dat de breedte van een uitrit (inrit) zodanig is dat men bij het in-of uitrijden over de schuine inritblokken rijdt en niet tegen een rechtopstaande trottoirband. Dat betekent dat de Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is. |
II voor recht te verklaren dat hij geen eigen schuld heeft | De omstandigheden en het gedrag van verzoeker leiden er toe dat hij zelf voor 80% schuld heeft aan het hem overkomen ongeval. Er is geen aanleiding de billijkheidscorrectie toe te passen. |
III een voorschot op de schadevergoeding te betalen van € 5000,= | Omdat verweerder aanneemt dat dit bedrag wel geleden zou kunnen zijn, wijst de rechtbank het gevraagde toe rekening houdende met de mate van eigen schuld. € 1000,= als voorschot op de schade wordt toegewezen. |
IV te veroordelen de BGK te betalen ad € 10.634,= | 20% wordt toegewezen. |
V de kosten van het deelgeschil te begroten op € 6413,=. | 20% wordt toewezen, en de Rechtbank is van mening dat een tweede billijkheidscorrectie niet hoeft te worden toegepast. |
‘Niet valt in te zien hoe uit dit voorstel waarbij uitdrukkelijk is opgenomen dat geen aansprakelijkheid wordt erkend (voorstel verzekeraar met vermelding “zonder erkenning van aansprakelijkheid” ), dan toch een erkenning van aansprakelijkheid zou moeten worden afgeleid’.