rechtbank Middelburg 13 juni 2012, LJN: BY4585 | |
Verklaring voor recht verzocht inzake aansprakelijkheid oogarts voor gevolgen ooglaserbehandeling. Afgewezen, want te complex voor deelgeschil en onzeker of beslissing vaststellingsovereenkomst naderbij zal brengen. Kosten worden begroot. |
|
Verzoek | Rechtbank |
Te verklaren voor recht dat [verweerder] aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van de onderhavige medische ingreep. | Informed consent 4.5. Uit hetgeen door [verzoeker] naar voren is gebracht volgt dat zijn primaire stelling is dat de informed consent ontbrak en dat hij de operatie nooit had laten doen als hij voldoende was ingelicht over de risico’s met betrekking tot nachtblindheid. Hij verwijst naar de uitspraak van de Klachtencommissie, die zijn tweede klacht, inhoudende dat [verweerder] de operatie onzorgvuldig heeft uitgevoerd, meer in het bijzonder dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de mate van pupilverwijding in het donker, althans met de nachtblindheid van [verzoeker], gegrond heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat de enkele uitspraak van de Klachtencommissie onvoldoende is om te kunnen concluderen dat [verweerder] aansprakelijk is voor de klachten die [verzoeker] thans ondervindt, met name betreffende nachtblindheid. Uit de uitspraak van de Klachtencommissie blijkt aldus niet, althans onvoldoende, dat in het kader van de klachtenbehandeling daadwerkelijk onderzocht is of [verzoeker] voorafgaand aan de operatie voldoende was ingelicht over de risico’s die deze operatie met zich mee kon brengen, met name ten aanzien van de nachtblindheid. De aan de deskundige voorgelegde vraagstelling was daar in ieder geval niet op gericht, en de deskundige heeft daarover ook geen uitspraak gedaan. Het is gebleken dat partijen van mening verschillen over de vraag of [verzoeker] door [verweerder] voorafgaand aan de operatie was ingelicht over de risico’s daarvan, met name betreffende nachtblindheid. Nadere bewijslevering is noodzakelijk. Causaal verband 4.6. Voorts staat niet vast dat er sprake is van een causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en de operatie door [verweerder]. Door [verweerder] is namelijk onweersproken gesteld dat [verzoeker] na de door hem uitgevoerde operatie nog een operatie heeft ondergaan. Vooralsnog is dan ook niet uitgesloten dat de klachten van [verzoeker] mogelijk een andere oorzaak hebben dan de door [verweerder] uitgevoerde operatie. Daartoe is een aanvullend medisch onderzoek vereist. Daarnaast zal waarschijnlijk medisch onderzoek noodzakelijk zijn teneinde de aard van de klachten van [verzoeker] objectief vast te stellen. Beslissing zal vaststellingsovereenkomst naderbij brengen? Duidelijk is aldus dat er tussen partijen diverse geschilpunten bestaan, waarop eerst nadat nadere bewijsvoering heeft plaatsgevonden en deskundige voorlichting en onderzoek heeft plaatsgevonden, een beslissing kan worden genomen. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag een aanzienlijke investering in tijd en geld zal vergen. 4.7. Nu uit het vorenstaande volgt dat niet alleen de verwijtbaarheid van het handelen van [verweerder] onderdeel is van het debat tussen partijen, maar ook het causaal verband tussen het verweten nalaten en de klachten van [verzoeker] gemotiveerd wordt betwist, is het naar het oordeel van de rechtbank nog bepaald onzeker of haar beslissing een vaststellingsovereenkomst naderbij zal brengen. Conclusie |
De kosten te begroten op € 7.180,52 en veroordeling van [verweerder] in de proceskosten. | De mogelijkheid deelgeschillen aan de rechter voor te leggen bestaat pas (relatief) kort. Ten tijde van het indienen van het verzoek was nog onvoldoende in de rechtspraak uitgekristalliseerd onder welke omstandigheden en in welke gevallen met (voldoende) kans van slagen een deelgeschil kan worden ingesteld. Daarom kan op dit moment niet worden gezegd dat het verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingediend. Gelet daarop zal tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv worden overgegaan. De rechtbank acht in dit geval een uurtarief van € 200,–(exclusief kantoorkosten en BTW) redelijk, gelet op de tarieven in de markt, het aantal jaren dat mr. Janson advocaat is, het belang van de zaak en de ingewikkeldheid van de materie. Een dergelijk uurtarief strookt ook met het referentietarief van de Orde van Advocaten. De rechtbank begroot de kosten op een totaalbedrag van € 4.541,04 (18 uur x € 200,– x 1,06 x 1,19) inclusief BTW en kantoorkosten. |
Het is goed dat de rechtbank niet zomaar op het kompas van de klachtencommissie vaart. De rechtbank maakt duidelijk dat nader onderzoek noodzakelijk is en waarom dat buiten de reikwijdte van de deelgeschilprocedure valt.
Deze uitspraak verdient voor wat betreft het begrote uurtarief navolging.