Rechtbank Noord-Nederland 13 september 2019 | |
In een groepje recreatieve wielrenners ontstaat een valpartij, waarbij een zelfstandige letsel oploopt. Over de aansprakelijkheid is men het niet eens. Maar ook niet over de hoogte van verschillende schadeposten, de toerekening ervan, de vraag of een arbeidsdeskundige moet worden ingeschakeld en of een bedrijfsanalyse moet plaatsvinden. Er is sprake van een heel geschil ipv een afgebakend deelgeschil. | |
Verzoek | Rechtbank |
voor recht te verklaren dat verweerder aansprakelijk is en gehouden is de schade volledig dan wel voor een percentage tussen de 50 en de 100% te vergoeden | De Rechtbank overweegt: doel van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De wetgever heeft bij het ontwerp van de wet de situatie voor ogen gehad dat onderhandelingen tussen de betrokken partijen zijn vastgelopen, maar dat deze na beslechting van een deelgeschil door de partijen succesvol kunnen worden afgesloten. Blijkt ‘dat naast het deelgeschil over wezenlijke andere geschilpunten ook nog geen overeenstemming is bereikt, dan is de zaak (nog) niet geschikt voor een deelgeschilprocedure’, aldus de Nota naar aanleiding van het verslag van behandeling in de Tweede Kamer. In de woorden van de toenmalige minister van Justitie: ‘Als er zo veel deelgeschil is dat het ook het hele geschil is, dan is de deelgeschilprocedure niet de geëigende weg, maar moet de bodemprocedure worden gevolgd.’ Artikel 1019z Rv bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat daarbij geldt dat de investering in tijd, geld en moeite moet worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Op basis van het hiervoor geschetste karakter van een deelgeschilprocedure, oordeelt de rechtbank dat het voorliggende verzoek niet geschikt is om in de deelgeschilprocedure te worden beslist. |
verweerder te veroordelen in de kosten van het geschil, te begroten op € 4294 | Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient op de voet van artikel 1019aa Rv aldus een begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en complexiteit van de zaak het gevorderde aantal uren (13,5) de dubbele redelijkheidstoets doorstaat. Hetgeen resulteert in een totaalbedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 4294 exclusief griffierecht. Gelet echter op het feit dat de omvang van de aansprakelijkheid in deze zaak niet is vastgesteld, wordt het verzoek om verweerder te veroordelen tot integrale betaling van de met het deelgeschil samenhangende kosten afgewezen. |
‘In een groepje hard fietsen is en blijft een risicovolle onderneming….’