Notice: Function _load_textdomain_just_in_time was called incorrectly. Translation loading for the broken-link-checker domain was triggered too early. This is usually an indicator for some code in the plugin or theme running too early. Translations should be loaded at the init action or later. Please see Debugging in WordPress for more information. (This message was added in version 6.7.0.) in /home/p19396/domains/wetdeelgeschillen.info/public_html/wp-includes/functions.php on line 6114
Arbeidsongeschiktheidsverzekering is -in casu- een sommenverzekering: verrekening van het voordeel ex art. 6:100 BW is niet toegestaan. – Wet Deelgeschillen

Arbeidsongeschiktheidsverzekering is -in casu- een sommenverzekering: verrekening van het voordeel ex art. 6:100 BW is niet toegestaan.

Rechtbank Limburg, 6 december 2017
(Verzoeker) is op (datum ongeval) als fietser aangereden door een verzekerde -automobilist- van WA-verzekeraar (verweerster). (Verzoeker), zelfstandig ondernemer en directeur van een transportbedrijf, heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. De aansprakelijkheid voor het ongeval is door (verweerster) erkend.

(Verzoeker) heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna; AOV) afgesloten bij (AOV-verzekeraar). Partijen verschillen -in de eerste plaats- van mening over de vraag of de AOV die verzoeker bij (AOV-verzekeraar) is aangegaan gekwalificeerd moet worden als een schadeverzekering of een sommenverzekering. Partijen verschillen -in de tweede plaats- van mening over de vraag of de uitkeringen die (verzoeker) heeft ontvangen c.q. ontvangt uit hoofde van de bij (AOV-verzekeraar) afgesloten AOV ex. art. 6:100 BW mogen worden verrekend met de schade (verlies aan verdienvermogen, hierna; VAV) die (verweerster) aan (verzoeker) dient te vergoeden.

De rechtbank oordeelt -in de eerste plaats- dat de betreffende AOV een sommenverzekering is. De rechtbank oordeelt -in de tweede plaats- dat (verweerster) geen beroep toekomt op verrekening.

Verzoek Rechtbank
Verzoeker verzoekt de rechtbank om:Primair:

(1) voor recht te verklaren dat de AOV van (verzoeker), afgesloten bij (AOV-verzekeraar), een sommenverzekering betreft;

Conform art. 7:925 BW zijn er twee categorieën van verzekering: een schadeverzekering (art. 7:944 BW) en een sommenverzekering (art. 7:964 BW). Ten aanzien van een AOV kan niet in zijn algemeenheid worden gezegd of deze verzekering kwalificeert dient te worden als een sommenverzekering dan wel als een schadeverzekering, dan wel een gemengd karakter heeft. Dat zal in ieder concreet geval door uitleg van de overeenkomst moeten worden beoordeeld.De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 3 oktober 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD5828) tot uitgangspunt heeft genomen dat een particuliere AOV in het algemeen een sommenverzekering is omdat de vergoeding reeds bij de overeenkomst is vastgelegd, ongeacht of het bedrag door op geld waardeerbare schade wordt gerechtvaardigd. Een AOV kan evenwel desondanks aangemerkt worden als een schadeverzekering indien er een koppeling bestaat tussen de geleden schade en de hoogte van de uitkering.

Hoewel een gedeelte van de toelichting op de polisvoorwaarden duidt op een schadeverzekeringsaspect (doorgeven van wijzigingen bij incidentele/structurele inkomensdaling en doorgeven van geen of minder verzekerbaar belang bij hetgeen verzekerd is) is dit schadeverzekeringsaspect naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikt aan een veel belangrijker sommenverzekeringsaspect (geen duidelijke koppeling van het verzekerd bedrag aan het werkelijk inkomen, de hoogte van de uitkering is niet van de schade afhankelijk, geen cumulatie/correctiebepaling, vrij te verhogen jaarrente).

De rechtbank oordeelt dat de AOV een gemengd karakter heeft maar dat in overwegende mate heeft te gelden dat op grond van de polisvoorwaarden onverschillig is of en in hoeverre er met de arbeidsongeschiktheidsuitkering daadwerkelijk schade wordt vergoed (art. 7:964 BW). Bovendien bestaat de uitkering uit een vaste som, die door partijen vrij te bepalen is bij het sluiten van de overeenkomst. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekering in overwegende mate kwalificeert als een sommenverzekering.

(2) voor recht te verklaren dat (verweerster) geen beroep toekomt op verrekening van het VAV met de uitkering van de AOV op grond van art. 6:100 BW en (verweerster) aldus gehouden is om de volledige geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van (verzoeker) te vergoeden; De vraag in welke gevallen en in welke mate het redelijk is om dergelijk voordeel te verrekenen, is door de wetgever overgelaten aan de rechter. De rechter heeft hiertoe een ruime beoordelingsvrijheid. In het arrest Verhaeg/Jenniskens uit 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM7808) heeft de rechtbank een zestal gezichtspunten geformuleerd. Gelet ook op een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2016:9636) zal de rechtbank voor de beoordeling van de vraag of verrekening al dan niet redelijk is, de zes gezichtspunten tot uitgangspunt nemen.

(a) ‘de instapvoorwaarde’: de partijen zijn eenstemmig over het feit dat de AOV ertoe strekt dezelfde schade te vergoeden als die waarvoor de verzekerde van (verweerster) aansprakelijk is.

(b) n.v.t.: de AOV dient in overwegende mate aangemerkt moet worden als een sommenverzekering.

(c) verrekening komt in het algemeen niet in aanmerking omdat het bestaan van een sommenverzekering een aangelegenheid is die de schadeplichtige in beginsel niet aangaat. Het afsluiten daarvan is een zuiver individuele en persoonlijke beslissing, zowel voor wat betreft de vraag of men een zodanige verzekering zal afsluiten als voor wat betreft de vraag voor welke bedragen men in verband daarmee bereid is te betalen. De enkele omstandigheid dat de (verzoeker) op grond van een door hemzelf aangegane AOV een maandelijkse uitkering ontvangt en daarnaast jegens de (verzekeraar van de) veroorzaker van het ongeval aanspraak kan maken op volledige vergoeding van zijn schade is onvoldoende om op grond daarvan aan te nemen dat verrekening dient plaats te vinden.

(d) n.v.t.: vast staat dat de premie voor de AOV voldaan door (verzoeker) zelf is.

(e) De omstandigheid dat de in het geding zijnde aansprakelijkheid in onderhavig geval via een WAM-verzekering is gedekt, brengt met zich dat verrekening van een uitkering ingevolge een sommenverzekering in het algemeen niet in overeenstemming met de redelijkheid zal zijn.

(f) 1e deel n.v.t.: naar het oordeel van de rechtbank is de aansprakelijkheid in dit geval gebaseerd op schuld en is onvoldoende gemotiveerd gesteld dat sprake zou zijn van een risicoaansprakelijkheid.

(f) 2e deel: de aansprakelijke persoon kan een verwijt van het schade brengende feit worden gemaakt nu als onbetwist vast staat dat de aansprakelijke persoon als automobilist verzoeker bij het verlaten van een parkeerterrein over het hoofd heeft gezien en heeft aangereden.

Bovenstaande toetsing aan de gezichtspunten uit het arrest Verhaeg/Jenniskens brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat in dit geval de conclusie gerechtvaardigd is dat verrekening van de uitkering uit hoofde van de AOV niet redelijk is. Het primair gevorderde wordt toegewezen.

Subsidiair:

(3) voor recht te verklaren dat, indien (verweerster) een beroep op verrekening van het VAV met de uitkering van de AOV toekomt, alle door (verzoeker) betaalde jaarpremies en de mogelijk nog andere betaalde kosten van de sommenverzekering in mindering kunnen worden gebracht op het door (verweerster) te verrekenen bedrag.

Aan een beoordeling van de subsidiaire vorderingen wordt derhalve niet meer toegekomen.
Zowel primair als subsidiair:
(4) de kosten van deze deelgeschilprocedure als bedoeld in art. 1019aa lid 1 Rv te begroten op een bedrag van € 7.396,80 en (verweerster) te veroordelen tot betaling daarvan over te gaan, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na afgifte van de beschikking.
Het is redelijk dat (verzoeker) voor onderhavige procedure juridische bijstand heeft ingeroepen. De declaratie van de juridische kosten is voldoende gemotiveerd opgebouwd. De kosten en de aan de zaak bestede tijd komen de rechtbank niet bovenmatig voor. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat er geen sprake is van een “standaard” deelgeschilverzoek. Ook het door verzoeker gehanteerde uurtarief acht de rechtbank gangbaar mede gezien het feit dat de advocaat van verzoeker ruime ervaring heeft in vergelijkbare zaken.Conform de door (verzoeker) overgelegde urenspecificatie wordt uitgegaan van 21 uren x € 280,- per uur incl. kantoorkosten en excl. BTW. De rechtbank begroot de kosten incl. BTW op € 7.114,80. Vermeerderd met het griffierecht ad € 282,- komt dit neer op een bedrag van € 7.396,80.

(Verweerster) is in onderhavige deelgeschilprocedure aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij wordt veroordeeld tot betaling van voornoemde kosten.

Bij letselschade is verrekening van de sommenuitkering ten voordele van de aansprakelijke partij alleen in uitzonderingsgevallen redelijk. Bij een AOV geeft niet verrekenen het merkwaardige effect dat het slachtoffer veel meer geld krijgt zolang hij arbeidsongeschikt blijft….. Dat is -voorzichtig gezegd- niet echt een stimulans voor re-integratie.

Opvallend is de argumentatie van de rechtbank bij (4) de begroting van de kosten van deze deelgeschilprocedure: er is geen sprake van een standaard deelgeschilverzoek (wat is dat dan?). Aldus worden het aantal uren gehandhaafd en ook het uurtarief blijft overeind.