rechtbank ‘s-Gravenhage (sector kanton) 4 mei 2011, LJN: BQ6069
De levenspartner van verzoekster is aan de gevolgen van een arbeidsongeval overleden. Verzoekster heeft de werkgever (verweerster) aansprakelijk gesteld. Aansprakelijkheid is afgewezen. Verzoekster eist dat de rechter bepaalt dat verweerster aansprakelijk is voor het ongeval. Verweerster stelt dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht en dat sprake is van bewuste roekeloosheid. Dit wordt betwist door verzoekster.
De rechtbank concludeert dat tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de feiten die voor de vaststelling van aansprakelijkheid van belang zijn. Hier dient nader onderzoek naar te worden gedaan, al dan niet in de vorm van bewijslevering. Daarbij komt dat verzoekster gemotiveerd aanvoert dat de situatie op de werkplek bij aankomst van haar partner reeds onveilig was, hetgeen moet worden onderzocht door een deskundige. Omdat de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst niet opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van deze procedure, wordt het verzoek op grond van artikel 1019z Rv afgewezen. Omdat het verzoek niet bij voorbaat volstrekt onnodig of kansloos was, worden de kosten ondanks de afwijzing van het verzoek wel begroot. Nu de aansprakelijkheid niet vaststaat, is de verzochte veroordeling tot voldoening van de begrote kosten niet toewijsbaar.
De deelgeschilprocedure is er niet voor bedoeld om klaarheid te brengen in een ingewikkeld feitencomplex.