rechtbank Den Haag 23 juli 2013, rechtspraak.nl | |
Verzoeker is met verweerster Dentel Vision Holland B.V. gebitsrenovatie overeengekomen. Verweerster aansprakelijk gesteld voor ondeugdelijk resultaat. Rechtbank oordeelt dat niet ondergeschikte behandelend tandarts heeft gefaald in zorgplicht en dat verweerster daarvoor o.g.v. artikel 6:171 BW aansprakelijk is. Verzoek tot benoeming voorlopig deskundige valt buiten deelgeschil, dus afgewezen. Bij kostenbegroting uren gematigd. | |
Verzoek | Rechtbank |
Te verklaren voor recht dat Dental Vision aansprakelijk is voor de schade ontstaan als gevolg van de behandeling van [verzoeker] door voor haar werkzame tandartsen. | Contractspartij Dental Vision stelt zich op het standpunt dat niet zij, maar tandarts [C], contractspartij is bij de overeenkomst met [verzoeker], zodat zij niet kan worden aangesproken. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De overeenkomst is tot stand gekomen op basis van de onder 2.2. en 2.3. vermelde brieven. In die brieven staat Dental Vision als afzender vermeld, met een kopie aan onder meer [C]. De brieven zijn afgedrukt op briefpapier met het briefhoofd: Dental Vision. [verzoeker] mocht hieruit afleiden dat de overeenkomst werd gesloten met Dental Vision. Dat [C] in de brieven wordt vermeld als de behandelend tandarts, brengt nog niet met zich mee dat [verzoeker] de overeenkomst moest opvatten als een overeenkomst die hij sloot met [C]. Dental Vision voert als verweer zij alleen een bedrijfsruimte met de benodigde technieken ter beschikking stelt aan (tand)artsen om een behandeling uit te voeren. Dit betoog faalt. Immers, uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat Dental Vision zich bezig houdt met het uitoefenen van een praktijk voor tandheelkunde alsmede orthodontie, implantologie en mondhygiëne. Haar activiteiten zijn niet beperkt tot het ter beschikking stellen van bedrijfsruimte. Verder leidt de rechtbank uit de onder r.o. 2.11. vermelde brief af dat Dental Vision kennelijk instructies heeft verstrekt aan [C]. Ook de door Dental Vision gehanteerde algemene voorwaarden wijzen erop dat Dental Vision (en niet [C]) contractspartij is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Dental Vision de contractuele wederpartij van [verzoeker] is.Aansprakelijkheid De vraag is of [C] een fout heeft gemaakt waarvoor Dental Vision op grond van artikel 6:170 BW c.q. 6:171 BW aansprakelijk is. Voor de beantwoording van die vraag zal de rechtbank nagaan of [C] bij de behandeling van [verzoeker] de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tandarts onder gelijke omstandigheden mag worden verwacht. De rechtbank is van oordeel dat uit de door verzoeker in het geding gebrachte onderzoeken blijkdt dat [C] heeft gefaald in de zorgplicht die zij jegens [verzoeker] onder de gegeven omstandigheden in acht had moeten nemen. Artikel 6:171 BW bepaalt dat als een niet-ondergeschikte in opdracht van een ander werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verricht en deze niet-ondergeschikte jegens een derde aansprakelijk is voor een bij die werkzaamheden begane fout, ook die ander jegens de derde aansprakelijk is. Gezien hetgeen de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, dient [C] te worden aangemerkt als niet-ondergeschikte van Dental Vision. Het standpunt van Dental Vision dat vrije beroepen waaronder dat van tandarts buiten het bereik van artikel 6:171 BW vallen gaat niet op, omdat Dental Vision bedrijfsmatig (in een praktijkvennootschap) opereerde (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 196). Dental Vision betwist nog dat er sprake is van causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en de behandeling. Zij beroept zich voorts op de schadebeperkingsplicht van [verzoeker]. De rechtbank overweegt dat het causale verband tussen de behandeling en de geleden schade in dit (deel)geschil niet voorligt en dat ook de vraag of [verzoeker] heeft nagelaten de schade te beperken pas later aan de orde komt, namelijk bij de omvang van de schade. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek zal worden toegewezen. |
Een onafhankelijke deskundige te benoemen ter vaststelling van de geleden en te verwachten toekomstige schade, als gevolg van de onjuiste behandeling van [verzoeker] door Dental Vision. | Het betreft in wezen neer een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht als bedoeld in artikel 202 Rv. Mede gezien de wetsgeschiedenis bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade gaat dit het bereik van de deelgeschilprocedure te buiten. Voor de behandeling van een dergelijk verzoek bestaat immers reeds een passend procesrechtelijk instrument, specifiek bedoeld om te bewerkstelligen dat de rechter een deskundige benoemt en de deelgeschilprocedure vormt hierop slechts een aanvulling. Bovendien kent de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht eigen, van de deelgeschilprocedure afwijkende, regels ten aanzien van de vergoeding van kosten. De rechtbank wenst tot slot nog op te merken dat de procedure ex artikel 202 Rv onder de gegeven omstandigheden als efficiënter kan worden beschouwd dan de deelgeschilprocedure en dat het partijen vrij staat om, ook na eventuele benoeming van een deskundige door de rechtbank, de expertise – in verband met de aan een gerechtelijk deskundigenonderzoek verbonden kosten – verder in onderling overleg en buiten de rechtbank om te laten plaatsvinden. Er is sprake van een oneigenlijk gebruik van de deelgeschilprocedure. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. |
Dental Vision te veroordelen in de kosten van het geding. |
Mr. Bruin begroot zijn kosten op 16,33 uur à € 215,– per uur, 6% kantoorkosten en 21% BTW, mitsdien op een bedrag van € 4.503,14. |
De rechtbank maakt korte metten met het verweer van Dental Vision dat verzoeker met zijn claim aan het verkeerde was. Het verzoek om benoeming van een voorlopig deskundige zal tegen beter weten in zijn gedaan.