rechtbank Breda 11 juli 2011, LJN: BR1988
Deelgeschilprocedure. De rechtbank komt na toepassing van de ‘efficiency’-toets tot het oordeel dat de aard van de deelgeschilprocedure zich in deze specifieke zaak niet verzet tegen bewijsvoering. In dit verband zijn relevant het financieel belang van de zaak (arbeidsvermogensschade bij twee jonge mensen), de overzichtelijkheid van de bewijsopdracht en de verwachting dat met de bewijsvoering niet heel veel tijd zal zijn gemoeid, alsmede de expliciete mededeling van partijen dat een beslissing omtrent de eigen schuld een regeling in de weg staat, terwijl zij verwachten dat met een beslissing op dit punt een buitengerechtelijke regeling tot stand zal komen.
Causale afweging levert dan 25% eigen schuld op, op grond van billijkheid wordt dat 10%.
Op zich een alleszins praktische beslissing. Bijzonder is de afweging m.b.t. billijkheidscorrectie. Een jonge bestuurder rijdt kennelijk als een dolleman. Twee inzittenden rijden mee… Het gaat dan mis zoals het zo vaak (in ieder geval veel te vaak) misgaat met ernstig letsel tot gevolg. Enerzijds komt dat natuurlijk allemaal door de bestuurder, maar anderzijds… Als het nu zo is dat een gordel bedoeld is om ernstig letsel te voorkomen (en daarover is iedereen het eens) en als het nu zo is dat deze mensen willens en wetens die gordel niet droegen (daar gaat de bewijsopdracht over), dan is het toch op zijn minst genomen “raar” om dan met een beroep op de billijkheid de eigen schuld te verminderen? Natuurlijk, de schade is verzekerd, maar is het werkelijk zo logisch om dit geval de schade op “de maatschappij” af te wentelen? (Want dat is wat er in feite plaats vindt.)