Bewijsopdracht door getuigen voor berekening verlies verdienvermogen

Rechtbank Gelderland 18 oktober 2013

Betrokkene stelt zonder voorval directeur te zijn geworden en een dito salaris te hebben verdiend. Hij wil dat bewijzen met één bron, te weten zijn werkgever. Dat acht de rechtbank onvoldoende bewijs, waarna een opdracht tot bewijslevering volgt.
Verzoek Rechtbank
 [verzoeker] verzoekt de rechtbank (samengevat), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat het door zijn werkgever genoemde carrière- en inkomensverloop in de denkbeeldige situatie zonder ongeval voldoende aannemelijk is en samen met de door Laumen vervaardigde variant II van de berekening van het verlies verdienvermogen (na correctie vanwege een pensioenleeftijd van 67 jaar en aanpassing van de kapitalisatiedatum) als uitgangspunt dient te worden gehanteerd voor de vaststelling van de schade wegens verlies verdienvermogen,  De bewijslast betreffende de omvang van het verlies verdienvermogen rust op [verzoeker]. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een door hem en zijn werkgever ondertekende verklaring van 6 januari 2004, alsmede twee brieven van zijn werkgever van 25 mei 2010 en 15 juni 2013 overgelegd. Echter, ook met inachtneming van het uitgangspunt dat aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid, heeft [verzoeker] met deze stukken vooralsnog zijn standpunt niet voldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij is van belang dat schriftelijke verklaringen met enige terughoudendheid dienen te worden beoordeeld. Dit geldt in het onderhavige geval temeer omdat het gaat om verklaringen van de directeur van [naam BV], voor welke vennootschap [verzoeker] al sinds 1998 werkzaam is.De rechtbank is van oordeel dat de investering in tijd, geld en moeite die in het onderhavige geval verbonden is aan het horen van getuigen opweegt tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Hierbij is van belang dat de feiten die bewezen dienen te worden slechts beperkt van omvang en niet complex zijn, zodat niet te verwachten is dat bewijslevering veel tijd in beslag zal nemen en daarmee tevens kostbaar zal zijn. Partijen zijn het er bovendien over eens dat het (financiële) belang groot is: indien na bewijslevering wordt geoordeeld dat het standpunt van [verzoeker] moet worden gevolgd zal sprake zijn van een veel groter verlies aan verdienvermogen dan in de situatie dat ervan wordt uitgegaan dat hij in dezelfde functie als voor het ongeval werkzaam zou zijn gebleven.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat de aansprakelijkheid van Euro Insurance voor de gevolgen van het ongeval vast staat en dat partijen naar verwachting de bestaande impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen kunnen doorbreken indien duidelijkheid bestaat over de uitgangspunten die bij de berekening van het inkomen van [verzoeker] in de situatie zonder ongeval in acht dienen te worden genomen, nu voor het overige weinig geschilpunten aan minnelijke overeenstemming in de weg lijken te staan.
[verzoeker] zal derhalve worden toegelaten tot het leveren van bewijs voor zijn stellingen. Aansluitend op het getuigenverhoor kan, indien aan de orde, het tegengetuigenverhoor gehouden worden.Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Euro Insurance te bevelen binnen een bepaalde termijn medewerking te verlenen aan het laten uitvoeren van een herberekening van het verlies verdienvermogen door Laumen op basis van de onder I. genoemde uitgangspunten, waarbij rekening dient te worden gehouden met een pensioengerechtigde leeftijd van 67 jaar en een kapitalisatiedatum gelegen op een datum van vier weken na de datum van het gereedkomen van de nieuwe berekening, en te bepalen dat Euro Insurance alle hiermee verband houdende buitengerechtelijke kosten voor haar rekening dient te nemen,  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Euro Insurance te bevelen het conform II. berekende bedrag inclusief fiscale component te vermeerderen met de wettelijke rente binnen vier weken na de datum van het definitieve deskundigenrapport van Laumen aan [verzoeker] te betalen,  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
de kosten ex artikel 1019aa Rv te begroten op € 7.618,64 inclusief 6% kantoorkosten en 21% BTW, te vermeerderen met het griffierecht en Euro Insurance te bevelen dit bedrag binnen zeven dagen na de te bewijzen beschikking te vergoeden.  Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Begrijpelijk oordeel van de rechtbank dat verzoeker niet is geslaagd in het bewijs betreffende de omvang van het verlies en verdienvermogen. De enkele schriftelijke verklaringen afkomstig van de werkgever, voor wie verzoeker al sinds 1998 werkzaam is, blijken onvoldoende te zijn om zijn standpunt aannemelijk te maken.  Afwijzing ligt dan voor de hand en het in deelgeschil laten plaatsvinden van een getuigenverhoor is bepaald niet de korte route… Er lijkt ook inconsistentie te zijn in die zin dat de ene rechtbank wel zo’n bewijslevering toe laat en de andere niet. Nu dus eerst twee rondes getuigen horen, dan conclusie (?) na getuigenverhoor, dan weer ene mondelinge behandeling? Logisch lijkt: afwijzen. Eiser kan dan een voorlopig getuigenverhoor starten. Dan weten partijen hoe het zit of dan kan een nieuwe deelgeschjil worden opgestart. Op deze wijze is er ook geen rem op prematuur aangevangen deelgeschillen.