Bezwaar tegen deskundige arbeidsdeskundig onderzoek en (sturende) vraagstelling onvoldoende onderbouwd; begroting kosten, waarbij kantoorkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen

Rechtbank Gelderland 31 augustus 2022
Verzoeker is op 18 juli 2017 betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Achmea heeft de aansprakelijkheid erkend. Verzoeker heeft na het ongeval nekklachten gekregen. In 2018 na het uitvoeren van een revalidatieoefening zijn er rugklachten ontstaan. In een eerder deelgeschil heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de nekklachten en rugklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in causaal verband staan met het ongeval. 

Vervolgens heeft er een bespreking plaatsgevonden. Verzoeker heeft een voorstel gedaan om een arbeidsdeskundig onderzoek te laten plaatsvinden. Daaropvolgend liet Achmea weten dat zij op pragmatische gronden een regelingsvoorstel wilde presenteren.

Verzoek Rechtbank
Verzoeker verzoekt de rechtbank:

(1) Achmea te bevelen haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van een arbeidsdeskundig onderzoek conform het door verzoeker gedane voorstel;

2) te beslissen dat Achmea op grond van artikel 6:96 lid 2 BW de kosten van het hierboven genoemde onderzoek draagt;

Achmea heeft aangevoerd dat verzoeker geen belang heeft bij het verzoek, omdat Achmea bereid is mee te werken aan het arbeidsdeskundig onderzoek. Dit blijkt echter niet uit het dossier; Achmea wilde slechts een regelingsvoorstel doen en heeft niet gereageerd op het plan van aanpak.

Achmea heeft bezwaar gemaakt tegen de persoon van de deskundige en de vraagstelling. Er zou schijn van partijdigheid zijn nu de arbeidsdeskundige verbonden is aan hetzelfde bedrijf als de medisch adviseur van verzoeker.

Beide deskundigen hebben verklaard dat zij onafhankelijk en onpartijdig van elkaar handelen en dat hun werkzaamheden strikt gescheiden plaatsvinden. Ook is verklaard dat de rapportage enkel gebaseerd wordt op de rapporten van de deskundigen. Met een enkele verwijzing naar de website, heeft Achmea haar bezwaren tegen de deskundige onvoldoende onderbouwd.

Achmea heeft aangevoerd dat de voorgestelde vraagstelling ongebruikelijk en sturend zou zijn. Er zou sprake zijn van een evaluatie van de ontwikkeling van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van nek- of rugklachten in de hypothetische situatie zonder ongeval.

De deskundige licht toe dat de ontwikkeling na het ongeval niet op basis van objectieve gegevens te beantwoorden is. Wel kan een beeld worden geschetst hoe het zou zijn gegaan als het ongeval niet was gebeurd. Er kan beschreven worden op basis van onderzoek naar arbeidsomstandigheden, marktontwikkeling en overige capaciteiten wat betrokkene had kunnen gaan doen.

Zonder nadere toelichting van Achmea valt niet in te zien dat het plan van aanpak sturend is.

De rechtbank beslist dat Achmea de kosten van dit arbeidsdeskundig onderzoek zal moeten dragen.

(3) de kosten van het deelgeschil, waaronder de buitengerechtelijke kosten, te begroten en Achmea hierin te veroordelen. Het deelgeschil is terecht aanhangig gemaakt.

Verzoeker heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 11.032,01 (28,5 x € 258,- vermeerderd met 21% btw, 5% kantoorkosten en € 1.301,- aan griffierecht).

De rechtbank acht het uurtarief redelijk. Dit uurtarief geeft echter wel aanleiding om de verzochte kantoorkosten af te wijzen, nu deze kosten verdisconteerd mogen worden geacht in dit uurtarief.

De kosten voor het medisch advies en de buitengerechtelijke kosten behoren niet tot het deelgeschil en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Aan griffierecht wordt een bedrag van € 314,- begroot. De rechtbank begroot de totale kosten van het deelgeschil op € 9.211,13. Achmea wordt veroordeeld in deze kosten.

Tegenverzoek Achmea:

Achmea verzoekt bij wege van zelfstandig tegenverzoek dat de rechtbank zal bepalen dat [deskundige 2] de FML dient te actualiseren met ongevalsvreemde knieklachten, voordat het arbeidsdeskundig onderzoek gestart kan worden.

Het tegenverzoek wordt afgewezen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten die in de richting van knieklachten en daaraan gekoppelde beperkingen wijzen. Het gegeven dat de medisch adviseur 10% blijvende invaliditeit heeft toegekend aan de knie, maakt dit niet anders. Een percentage blijvende invaliditeit is niet zonder meer bepalend voor de aanwezigheid dan wel de mate van klachten en beperkingen.

De rechtbank acht een percentage blijvende invaliditeit niet zonder meer bepalend voor de aanwezigheid dan wel de mate van klachten en beperkingen. Daar is dus meer voor nodig.

Wat betreft de kosten van het deelgeschil is het volgende relevant. De rechtbank ziet geen aanleiding om naast het uurtarief van € 285,- ook nog 5% kantoorkosten te begroten. Gezien de hoogte van het uurtarief wordt geacht dat deze kosten in het uurtarief zijn opgenomen.