Rechtbank Gelderland 11 december 2018 | |
Motorrijder loopt in 2008 dwarslaesie op. Partijen zijn het niet eens over de hoogte smartengeld. De gelaedeerde is van mening dat de verzekeraar rekening moet houden met gewijzigde maatschappelijke opvattingen en betrekt daar ook smartengeld voor onterechte vrijheidsberoving en de situatie in het buitenland bij. De rechtbank is van mening dat de laatste vergelijking niet gemaakt mag worden maar dat op basis van gevalsvergelijking wel rekening gehouden moet worden met de gewijzigde opvattingen sinds het ontstaan van de vordering in 2008. | |
Verzoek | Rechtbank |
I voor recht te verklaren dat de verzekeraar een smartengeldbedrag van €250.000 moet voldoen | Uitgangspunt is dat immateriële schade wordt geleden op het moment van het ongeval. Voor vergelijking moet gekeken worden naar andere zaken in het verkeer van voor 2008. Die bedragen moeten dan geïndexeerd worden naar het niveau 2008. Om daarna veranderde opvattingen mee te wegen bij de begroting van het smartengeld anno nu. De rechtbank begroot deze op in totaal €165.000 |
II daarop in mindering te brengen de betaalde voorschotten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum ongeval | Wettelijke rente is verschuldigd vanaf datum ongeval, omdat de vordering vanaf die datum opeisbaar is. Eea rekening houdende met betaalde voorschotten. |
II de verzekeraar te veroordelen in de kosten van honorarium en deelgeschilprocedure | De rechtbank gaat niet mee in de gedachtegang dat omdat deze zaak in totaliteit een schade van 1 miljoen te boven gaat de advocaat van verzoekster een tarieffactor toe mag passen. Voor de hoogte van het uurtarief moet enkel worden gekeken naar het belang van dit deelgeschil. |
De rechtbank: het betreft hier letsel in de zwaarste categorie, waardoor sprake is van een drastische, onomkeerbare en sterk verlaagde levenskwaliteit.