[WD_FB id=”1″]
Rechtbank Midden-Nederland, 6 december 2017 | |
In 2013 vond er een ongeval plaats waarbij (verzoekster), rijdend in een lesauto, van achteren werd aangereden door de verzekerde van (verweerster). (Verzoekster) loopt hierbij letsel op. (Verweerster) heeft de aansprakelijkheid erkend.
Ruim 4,5 jaar later zijn de onderhandelingen tussen de partijen volledig vastgelopen. Partijen verschillen met name over de causaliteit tussen de gestelde klachten en beperkingen en het ongeval. (Verweerster) heeft (verzoekster) laten weten dat zij geen vertrouwen meer heeft in een minnelijke oplossing en dat zij daarom overgaat tot dagvaarding. In reactie daarop heeft (verzoekster), 1 week later, het verzoekschrift in deze deelgeschilprocedure aanhangig gemaakt. (Verzoekster) verzoekt de rechtbank o.a. een bepaald bedrag i.v.m. opgelopen studievertraging vast te stellen en (verweerster) te veroordelen mee te werken aan buitengerechtelijke deskundigenonderzoek(en). De rechtbank wijst het verzoek van (verzoekster) af. Het is niet aannemelijk dat een oordeel van de rechter in het deelgeschil partijen nog dichterbij een vaststellingsovereenkomst zal brengen. |
|
Verzoek | Rechtbank |
(Verzoekster) verzoekt de rechtbank om, bij beschikking in deelgeschil,(1) (Verweerster) te veroordelen om een bedrag van € 10.100,00 aan (verzoekster) te betalen, als vergoeding van haar schade wegens studievertraging, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag,
(2) (Verweerster) te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan een buitengerechtelijke neurologische expertise naar de klachten en beperkingen van (verzoekster), op grond van de IWMD-vraagstelling en met inachtneming van de in het geding gebrachte medische informatie, |
De rechtbank overweegt dat de deelgeschilprocedure is bedoeld ter vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De beslissing door de rechter in de deelgeschilprocedure dient derhalve bij te dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De gedachte is dat partijen door de beslissing van de rechter in de deelgeschilprocedure in staat worden gesteld hun buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden.Uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, blijkt dat van een dergelijke situatie in deze zaak geen sprake (meer) is. (Verweerster) heeft immers expliciet aangegeven niet meer bereid te zijn om te onderhandelen, omdat zij daar geen heil meer in ziet. Een rechterlijk oordeel in dit deelgeschil zal partijen daarom hoe dan ook niet dichterbij een vaststellingsovereenkomst brengen en dit deelgeschil zal ook een bodemprocedure niet kunnen voorkomen. Integendeel, de bodemprocedure is al aanhangig gemaakt. Het verzoek moet dus worden afgewezen, omdat het niet kan bijdragen aan een buitengerechtelijke oplossing.
Uit de enkele omstandigheid dat de wetgever naast de reeds bestaande procedures een eenvoudigere en snellere (deelgeschil)procedure heeft gecreëerd, kan niet worden geconcludeerd dat die procedure steeds per definitie zou moeten worden gevolgd. Als moet worden aangenomen dat de uitspraak van de deelgeschilrechter niet (meer) zal dienen als impuls voor vastgelopen onderhandelingen, dan is er voor de deelgeschilrechter geen plaats (meer). Dat wordt niet anders ingeval het deelgeschil aanhangig wordt gemaakt vlak vóór de reeds aangekondigde dagvaarding daadwerkelijk wordt betekend, zoals in deze zaak is gebeurd. |
(3) (Verweerster) te veroordelen om de aan dit onderzoek verbonden kosten te dragen, inclusief de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van (verzoekster), en daarop een voorschot van € 5.000,00 te betalen,(4) (Verweerster) te veroordelen om de nog openstaande buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand ad € 4.114,61 aan (verzoekster) te betalen,
(5) de proceskosten te begroten op € 7.310,82 en (verweerster) te veroordelen om dit bedrag, vermeerderd met het griffierecht, aan (verzoekster) te betalen. |
De deelgeschilprocedure is zo zeer verbonden met een afdoening buiten rechte, dat de met de deelgeschilprocedure gemoeide kosten in beginsel ook worden beschouwd als buitengerechtelijke kosten.Echter, de deelgeschilprocedure was in deze zaak niet de aangewezen procedure (althans niet meer op dit moment) zodat niet kan worden geoordeeld dat (verzoekster) daarvoor in redelijkheid kosten heeft kunnen maken, waarin (verweerster) zou moeten worden veroordeeld.
Onder deze omstandigheden zou (verzoekster) strikt genomen zelfs in de kosten kunnen worden veroordeeld, maar nu (verweerster), om (verzoekster) tegemoet te komen, in de bodemzaak compensatie van de kosten heeft gevorderd, zal de rechtbank daar ook nu toe overgaan: Iedere partij draagt nu haar eigen kosten. |
Na 4,5 jaar onderhandelen zat deze kwestie muurvast. Om verdere vertraging in de schaderegeling te voorkomen roept (verweerster) de regie van de rechter in: (verweerster) gaat over tot dagvaarding. Het ingediende verzoekschrift van (verzoeker), een week nadat (verweerster) heeft aangekondigd te gaan dagvaarden, draagt dan niet meer bij aan het doel van een deelgeschilprocedure: vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letselschade. Dat is in deze kwestie -althans, volgens een der partijen- een gepasseerd station…
Opvallend is verder dat de rechtbank de geste van (verweerster) om in de bodemprocedure geen kostenveroordeling te vragen gebruikt om (ook) in de deelgeschilprocedure tot compensatie van kosten te komen.