Aanrijding (elektrische) fiets en auto. Automobilist grotendeels aansprakelijk voor ongelukkig ongeval

Bij het passeren van een tegenliggende auto met aanhanger op een smalle weg, viel verzoekster door een eigen stuurfout van haar fiets. Daarna is zij overreden door het wiel van een aanhanger, waardoor zij zwaar letsel opliep. De aansprakelijkheid van de automobilist is afgewezen. Verzoekster vindt dat onterecht en is daarom deze procedure begonnen.

De rechtbank constateert dat er aan beide kanten eigenlijk weinig fouten zijn gemaakt, wat een afweging moeilijk maakt. 

De automobilist reed op de weg van 3.20 meter breed met een aanhanger van 1.75 meter breed en hield uiterst rechts, met een snelheid van 10-15 km/h. Verzoekster verwijt de automobilist dat hij niet is gestopt toen zij hem passeerde. 

Verzoekster reed op een elektrische fiets met “een gewone snelheid”. Verweerster verwijt verzoekster dat zij niet is afgestapt dan wel dat zij een stuurfout heeft gemaakt en/of haar snelheid niet heeft aangepast. Van dat laatste staat niet vast dat het ongeval daarmee samenhing, dus daar doet de rechter verder niets mee. 

De rechtbank weegt mee dat de staat van de weg niet goed was, in elk geval niet aan de kant van verzoekster. Bij het passeren van de auto op een toch best smalle weg zal haar aandacht daarom vooral zijn uitgegaan naar het vermijden van de auto minder naar de staat van de wegrand waarop zij fietste. Dat is volgens de rechtbank de fout die zij heeft gemaakt. 

Die fout vindt de rechter niet zó onwaarschijnlijk dat de automobilist daarmee geen rekening hoefde te houden. Ook de automobilist had en kon op de hoogte zijn van de slechte staat van de weg en had met vallen van de fietser rekening moeten houden. Dat de automobilist al drie tegemoetkomende fietsers zonder problemen had gepasseerd en dat er in beginsel ook genoeg ruimte was om veilig te passeren doet daar volgens de rechtbank niet aan af. De rechter vindt dat hij eigenlijk had moeten stoppen. Verzoekster wordt verder verweten dat zij niet is afgestapt. 

Die fouten afwegend komt de rechter tot een causale verdeling van 60-40 in het voordeel van verzoekster. 

De ernst van het letsel geeft aanleiding die verdeling  – met het oog op een billijkheidscorrectie – aan te passen tot 85-15 in het voordeel van verzoekster.

Ondanks het daartegen gevoerde verweer vindt de rechter een tarief van € 250,00 per uur en een tijdsbesteding van 11.7 uur niet onredelijk. De verzochte urenbegroting wordt daarom aangehouden en aangevuld met één uur voor de mondelinge behandeling. Het percentage eigen schuld reflecteert ook op de BGK, dus verweerster hoeft ‘maar’ 85% van het begrote bedrag te betalen. 

Kosten

kosten geheel toegewezen

Resultaat

toegewezen