Beperkte looptijd causaliteit klachten na achteropaanrijding

In november en in december 2017 heeft verzoeker een achteropaanrijding meegemaakt. Na de aanrijding in november is hij drie dagen ziek geweest en daarna weer aan het werk gegaan. Bij de aanrijding in december waren de geweldsinwerking en de gevolgen een stuk groter. Verzoeker had meer klachten en na een tijdje bleek het werken helemaal niet meer te gaan.

Verweerster heeft aansprakelijkheid voor het laatste ongeval erkend.

Eind 2020 is er een neurochirurgische expertise geweest. De deskundige geeft aan dat een medische verklaring van de klachten ontbreekt en dat er moet worden uitgegaan van een beperkte looptijd, omdat het niet aannemelijk is dergelijke onverklaarbare klachten zullen aanhouden. Een deel van de klachten kon volgens de deskundige bovendien niet zonder meer als ongevalsgevolg worden gezien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een consistent, consequent en samenhangend klachtenpatroon. De vraag is of dat klachtenpatroon door het ongeval komt.

Ten aanzien van de hoofd- en nekpijn concludeert de rechtbank van wel: uit de beschikbare informatie volgt voldoende duidelijk dat die klachten er eerder niet waren en bovendien was de deskundige tot de conclusie gekomen dat de klachten door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt. Het standpunt van verweerster dat de klachten door stress vanwege de scheiding komen is onvoldoende onderbouwd. De gediagnosticeerde ongevalsvreemde afwijkingen zouden de klachten niet goed kunnen verklaren.

De ervaren tintelingen kunnen juist wél vooral door de ongevalsvreemde afwijkingen worden verklaard. Volgens de deskundige is het ongeval echter een trigger geweest waardoor de afwijkingen voor klachten hebben gezorgd. De rechtbank concludeert dat de klachten dus (ook) door het ongeval kunnen zijn veroorzaakt. Daarbij wordt opgemerkt dat – zoals de deskundige ook aangaf – ook zonder het ongeval de afwijkingen op enig moment tot klachten zouden hebben geleid. De klachten kunnen dus niet tot eindleeftijd als ongevalsgevolg worden gezien.

De rechtbank gaat er echter niet – zoals de deskundige aangeeft – zonder meer vanuit dat de nek- en hoofdpijn op enig moment naar de achtergrond zullen verdwijnen.

Het verzoek wordt in zoverre toegewezen, dat voor recht wordt verklaard dat de hoofd- en nekpijn en radiculaire klachten in ieder geval gedurende enige periode aan het ongeval in december 2017 zijn toe te schrijven. Om te kunnen beoordelen welke schade verweerster moet vergoeden is het nodig dat duidelijk wordt welke beperkingen er (als gevolg van welke klachten) zijn. Dat is nog niet objectief (door een verzekeringsarts) gedaan. Dat moet nog worden gedaan.

Er is in totaal 18.75 uur aan de zaak besteed, tegen een uurtarief van € 250,00 excl. btw. Daarnaast is er 5 uur besteed aan de (voorbereiding van) de mondelinge behandeling.

Dat voor simpelere/meer administratieve werkzaamheden € 250,00 per uur wordt gerekend vindt de rechtbank onredelijk. Daarvoor wordt € 215,00 per uur aangehouden. Voor de overige werkzaamheden wordt € 250,00 per uur wel redelijk geacht, ondanks dat de advocaat van verzoeker geen LSA-advocaat is. Hij heeft namelijk wel ruime ervaring en is bovendien bezig met het organiseren van zijn LSA-lidmaatschap.

De aan intern overleg, dossierstudie en schrijven van het verzoekschrift bestede tijd is onredelijk. De zaak is niet bijzonder ingewikkeld en gelet op zijn ervaring had van de advocaat verwacht mogen worden dat hij minder tijd zou hebben besteed. 15 uur voor in totaal is redelijk.

De totale kosten komen dan op € 5.014,45 inclusief btw. Verweerster moet dit (en het griffierecht) betalen.

Kosten

aantal uren verminderd<br />uurtarief verlaagd

Resultaat

toe- en afgewezen