Bezwaren tegen deskundigenrapport niet zwaarwegend en steekhoudend. Rapport dient als uitgangspunt bij afwikkeling van de schade.

Verzoekster is geopereerd aan een breuk in haar arm, waarbij zenuwletsel is ontstaan als gevolg van een gemaakte medische fout. De aansprakelijkheid is erkend. In gezamenlijk overleg wordt een neurologische, traumachirurgische en een verzekeringsgeneeskundige expertise uitgevoerd. Verweerster stelt zich op het standpunt dat er, voor wat betreft het neurologische deel van het rapport, zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen het gecombineerde rapport van de deskundigen, omdat de uitkomsten niet voldoende gemotiveerd zijn en  geen steun vinden in het onderzoek. De rechtbank verwerpt het verweer en oordeelt dat het deskundigenrapport als uitgangspunt dient bij de afwikkeling van de schade.

De vier bezwaren worden elk afzonderlijk besproken:

1) de bevindingen bij het neurologisch onderzoek over het krachtsverlies van de hand en vingerstrekkers zijn onvoldoende gemotiveerd. Verweerster maakt bezwaar tegen de subtiele gradering (3+, 4- etc.) terwijl het volgens verweerster 3 of 4 is en niet iets er tussenin. De rechtbank overweegt dat er krachtsverlies is vastgesteld en dat dit bezwaar ook in de conceptfase naar voren is gekomen en dat er toen geen reden was om dit aan te passen. Dat dit niet voldoende is gemotiveerd, ziet de rechtbank niet in.

2) het vastgestelde percentage functionele invaliditeit is op onjuiste wijze berekend en vindt geen steun in de bevindingen bij neurologisch onderzoek. De rechtbank is  van oordeel dat het om een inschatting  door een arts gaat en dat het geen exacte wetenschap is. Dat een andere deskundige tot een ander resultaat komt, is geen zwaarwegend bezwaar. Ook de omstandigheid dat de richtlijn van neurologen (NVvN-Richtlijn) verkeerd zou zijn toegepast, is op zichzelf geen zwaarwegend bezwaar, omdat het rapport in zijn geheel bekeken moet worden.

3) de vastgestelde beperkingen voor tillen of dragen en werken boven schouderhoogte vinden geen steun in de bevindingen bij neurologisch onderzoek en zijn onvoldoende gemotiveerd. In de conceptfase is ook op deze bezwaren gereageerd. De stelling van verweerster dat bij dit zenuwletsel dergelijke beperkingen niet aan de orde zijn, overtuigt de rechtbank niet. Daarbij speelt mee dat de door verweerster geraadpleegde deskundigen neurologen zijn en geen verzekeringsarts. Ook hebben zij verzoekster niet gezien en gesproken.

4) de vastgestelde beperking in duurbelasting is onvoldoende gemotiveerd en niet juist en lijken uitsluitend gebaseerd op de anamnese. De rechtbank oordeelt dat als er medisch geen objectiveerbare beperkingen zijn, dit juridisch anders kan zijn. Het letsel heeft niet alleen gevolgen in enge zin, zoals krachtverlies, maar ook in ruimere zin, bijvoorbeeld bij herhalende verrichtingen gedurende een werkdag. Dit is door de verzekeringsarts toegelicht, zodat de rechtbank ook aan dit punt voorbij gaat.

De rechtbank begroot de kosten als verzocht en veroordeelt verweerster tot betaling daarvan aan verzoekster. 

Kosten

kosten geheel toegewezen

Resultaat

toegewezen

WMSR richtlijnen: 2.1.3 De eis van TOETSBAARHEID Deze eis houdt in dat constateringen aantoonbaar op feiten berusten, zodat een ander op basis daarvan tot dezelfde constatering kan komen (‘repliceerbaarheid’) dan wel die constatering kan verwerpen (‘falsificeerbaarheid’).

Voldoen de rapporten daar werkelijk aan? Dat in de conceptfase de argumenten al zijn gebruikt lijkt niet zo relevant. Deskundigen hebben de neiging hun eerdere visie niet bij te stellen, zo is bekend.