Geen billijkheidscorrectie wegens ‘wheelie’ en het voeren van een hoge snelheid. 75% eigen schuld.

Op 31 augustus 2019 vond er een ongeval plaats waarbij een personenauto en een motorrijder betrokken waren. Uit een – door partijen overeengekomen – expertise naar de toedracht van het ongeval kwam naar voren dat de automobilist linksaf sloeg en daarbij het naderende verkeer voor had moeten laten gaan. Daarnaast was zijn rijbewijs ten tijden van het ongeval geschorst. De motorrijder reed op zijn beurt (veel) te hard (tussen de 70 en de 95 km/h waar de toegestane snelheid slechts 50 km/h bedraagt) en maakte voorafgaand aan het ongeval een ‘wheelie’. Partijen discussiëren over de aansprakelijkheidsvraag en de toepassing van de billijkheidcorrectie en de eigen schuld in de zin van artikel 6:101BW.

De rechtbank oordeelt dat verweerder aansprakelijk is voor de schade, nu zij verzuimd heeft voorrang te verlenen aan het naderende verkeer. Zij moet hierbij ook bedacht zijn op (te) hard rijdend verkeer.

Vervolgens gaat de rechtbank in op de mate waarin verzoeker heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, in het licht van artikel 6:101 BW. Zij stelt dat voldoende vast is komen te staan dat de motorrijder minimaal 70 km/h heeft gereden voorafgaand aan het ongeval. Uit de expertise kwam naar voren dat de motorrijder zijn voertuig (waarschijnlijk) tijdig had kunnen stoppen, als hij zich aan de toegestane snelheid had gehouden (te weten: 50 km/h). Daarnaast stelt zij dat voldoende is vast te komen staan dat de motorrijder vlak voor de botsing een ‘wheelie’ maakte met zijn motor. Hierdoor had hij de motor niet goed onder controle.

De rechtbank komt uit op een eigen aandeel van verzoeker van 75%.

De rechtbank laat hierbij geen ruimte voor de billijkheidscorrectie, nu het voorval voornamelijk te wijten is aan zijn eigen gedrag.

De onderzoekskosten worden afgewezen vanwege het eenzijdig inschakelen daarvan en het ontbreken van overleg over de kosten. Daarnaast is geen specificatie overlegd.

Verzoeker heeft haar nota’s onvoldoende gespecificeerd. Het is niet duidelijk wie welke werkzaamheden heeft uitgevoerd en er wordt geen verschil gemaakt tussen specialistische en eenvoudige werkzaamheden. De rechtbank matigt de kosten en begroot de kosten op een bedrag van € 3.716, – , uitgaande van een uurtarief van € 250, -, (inclusief € 86 vast recht).  Zij veroordeelt verweerder tot betaling van 25% van dit bedrag.

Kosten

kosten toegewezen maar vermindering ivm percentage eigen schuld

Resultaat