Geen reden voor aanvullend voorschot vanwege onduidelijkheid over causaal verband en omvang schade.

Verzoekster is op 12 juni 2014 betrokken geweest bij een achteropaanrijding en stelt als gevolg daarvan arbeidsongeschikt te zijn. Crawford heeft de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.

Het geschil ziet op het bestaan van een causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval en de vraag of een aanvullend voorschot redelijk is. De rechtbank wijst het verzoek af.

 

Verzoekster stelt rug- en nekklachten, problemen met concentratie en geheugen en depressieve klachten te hebben als gevolg van het ongeval. Crawford betwist het bestaan van de klachten, beperkingen en het causaal verband met het ongeval. 

Enige tijd voor de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat Crawford medewerking zal verlenen aan een neurologisch onderzoek. Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling is verdere overeenstemming bereikt. Aan de neuroloog wordt overgelaten of hij het nodig acht om ook een neuropsychologisch onderzoek te laten verrichten. Ook zal na deze expertise(e) een psychiatrische expertise plaatsvinden. Daarna kan beoordeeld worden in hoeverre de door verzoekster gestelde klachten geobjectiveerd en in voorkomend geval aan het ongeval gerelateerd kunnen worden. Verzoekster heeft haar verzoek op dit punt ingetrokken. 

Voor toewijzing van een aanvullend voorschot aan verzoekster moet kunnen worden vastgesteld dat de schade de reeds betaalde voorschotten overstijgt. Daarvan is volgens de rechtbank geen sprake. Vanwege de medische voorgeschiedenis van verzoekster is het causaal verband tussen de gestelde klachten en het ongeval in geschil. Nu de expertises niet zijn uitgevoerd, kan niet zonder meer van het bestaan van het causaal verband worden uitgegaan. 

Crawford wijst erop dat verzoekster onjuiste verklaringen heeft gegeven over de medische voorgeschiedenis, meerdere keren het medisch dossier slecht gedeeltelijk heeft aangeleverd, het huisartsenjournaal op eigen verzoek deels heeft laten verwijderen en op haar verzoek medische informatie van de huisarts over de psychische problematiek heeft laten aanpassen. Verzoekster heeft dit niet betwist. De rechtbank oordeelt dat het Crawford daarom niet verweten kan worden dat zij vraagtekens heeft gezet bij de volledigheid van het medische dossier en zich daarom terughoudend heeft opgesteld en eerst het medisch dossier volledig wenste te ontvangen voordat zij haar medewerking zou verlenen aan het opstarten van een neurologisch onderzoek. 
 
Los van het geschil over de causaliteit, wordt er ook een discussie gevoerd over de omvang van de schade. 

De rechtbank ziet geen aanleiding om een aanvullend voorschot te verstrekken. Het verzoek wordt afgewezen. 

Van het volstrekt onnodig of onterecht instellen van een deelgeschilprocedure is geen sprake. Er was nog geen (volledige) overeenstemming over de te verrichten medische onderzoeken en ook resteerde nog het verzoek tot bepaling van een aanvullend voorschot.
 
Het gevorderde bedrag is gebaseerd op een uurtarief van € 245,- en een urenaantal van 23. Crawford maakt zowel tegen het uurtarief als het urenaantal bezwaar. De rechtbank acht het uurtarief exclusief btw bij een gespecialiseerd en ervaren advocaat op zichzelf niet onredelijk, mits daar een lager aantal bestede uren tegenover staat. De rechtbank acht het urenaantal van 23 bovenmatig. Een aantal van 11 uur wordt passend geacht. De kosten van deze procedure worden aldus begroot op € 3.346,95 (11 × € 245,00 + 21% btw + € 86,00 aan griffierecht).

Kosten

aantal uren verminderd

Resultaat

toegewezen