Mate van bewustzijn bepalend voor het recht op smartengeld

Zeer ernstig letsel voetganger door aanrijding auto, uiteindelijk – anderhalf jaar na ongeval – overleden. Vordering toekenning smartengeld ingesteld door erven. Minimaal bewustzijn bij betrokkene.

 

 

 

Alleen wanneer kan worden vastgesteld dat betrokkene zelf heeft geleden of zich ervan bewust was dat zij levensvreugde derfde heeft zij een aanspraak (gehad) op vergoeding van smartengeld, … Mede aan de hand van het coma-arrest beoordeelt de rechtbank wat in dit geval een passende vergoeding is.

Pijn

… Betrokkene heeft – zij het op zeer primair niveau – pijn ervaren. Ook als betrokkene zich – gelet op haar minimale bewustzijn  in het grotere geheel niet heeft beseft wat haar was overkomen en de pijn die zij ervoer niet heeft kunnen plaatsen. Dat maakt dat betrokkene aanspraak heeft (gehad) op een smartengeldvergoeding. 

Omstandigheden relevant bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld

Beide partijen zijn erover eens dat betrokkene zeer ernstig letsel heeft opgelopen bij het ongeval. Letsel dat valt in de zwaarste categorie. De aard van de schade (letselschade) en de ernst van de schade rechtvaardigen dan ook een hoge vergoeding van smartengeld. 

Vaststaat dat er een periode van anderhalf jaar is verstreken tussen de aanrijding en het overlijden van betrokkene. Deze periode heeft betrokkene grotendeels in het verpleeghuis doorgebracht. Uit de rapportages van het verpleegkundig personeel volgt dat in de periode vanaf december 2008 tot en met januari 2020 veelvuldig meldingen zijn gedaan van pijn die door betrokkene werden aangegeven door te grimassen, kreunen en gillen. Er is geprobeerd om haar pijn met medicatie (morfine) te verminderen en dat zou gedeeltelijk zijn gelukt. De rechtbank zal bij het begroten van het smartengeld rekening houden met de periode van anderhalf jaar opnamen in het verpleeghuis waarin meerdere notities zijn opgenomen in het verpleegkundig rapport van pijn waargenomen bij betrokkene. 

Gederfde levensvreugde

De rechtbank stelt dat het ervaren van pijn niet wil zeggen dat betrokkene zich ervan bewust is geweest dat zij levensvreugde heeft gederfd. De rechtbank gaat op grond van de medische gegevens, verpleegkundige rapportages en de bevindingen van beide medisch adviseurs vanuit dat  Vervolgens oordeelt de rechtbank dat uit de aangehaalde gedragen van betrokkene (flesje opendraaien, meewerken met aankleden, eitje pellen, alert reageren op bezoek) niet de conclusie kan worden getrokken dat zij naast pijn ook emoties heeft ervaren na het ongeval. Daarom kan de rechtbank geen derving van levensvreugde in objectieve zin vaststellen en daarom kan dit aspect ook niet worden meegewogen in de begroting van het smartengeld. 

Billijke vergoeding

De rechtbank is van oordeel dat als vergoeding voor immateriële schade een bedrag van € 150.000,- billijk is.

Niet is komen vast te staan dat betrokkene levensvreugde heeft gederfd en daarom komt de rechtbank niet tot het door de erven gevorderde bedrag van € 200.000. De rechtbank vindt – mede gelet op de aard van de schade, de aard van de aansprakelijkheid en de periode van pijn die betrokkene heeft geleden – de afwezigheid van gederfde levensvreugde geen reden om de vergoeding te verminderen tot € 60.000,- zoals door de verzekeraar passend wordt geacht. 

Kosten

Resultaat

toe- en afgewezen