Ongeval motor vs. fietser nabij kruispunt met stoplichten. Fietser aansprakelijk vanwege door rood rijden.
Vlak voor het ongeval stak fietser het kruispunt over. Motor kon fietser niet meer ontwijken, waarna zij beiden ten val kwamen. Aansprakelijkheid van fietser aangenomen, nu zij door rood reed. Eigen schuld van 20% aan de zijde van verzoeker doordat hij onvoldoende heeft geanticipeerd op de situatie. Geen aanleiding tot een nadere billijkheidscorrectie.
Verzoeker verzoekt de rechtbank :
1) voor recht te verklaren dat verweerster aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval;
Omdat het ongeval plaatsvond in Amsterdam, is de Nederlandse rechter bevoegd om van de (tegen)verzoeken kennis te nemen
Verzoeker beroept zich op de stelling dat verweerster een verkeersfout heeft gemaakt door de straat over te steken terwijl zij rood licht had.
De rechtbank volgt de stelling van verzoeker. Verweerster en AGPM hebben onvoldoende concreet gemaakt waarom verweerster als gevolg van onbegrip van de (Nederlandse) taal in eerste instantie anders verklaarde dan zij enkele weken later deed. … Uit het proces-verbaal lijkt te volgen dat verweerster wel degelijk wist wat er gevraagd werd, omdat zij zelf bij het antwoord verklaart dat de vraag haar meerdere malen is gesteld.
2) verweerster en/of AGPM te veroordelen 95% van de schade te vergoeden, althans een percentage vast te stellen en daarbij op grond van de causaliteitsafweging en billijkheidscorrectie het percentage vast te stellen op ten minste 80%;
3) verweerster en/of AGPM te veroordelen tot betaling van een aanvullend voorschot van € 68.142,38 (op basis van 95%), althans een voorschot vast te stellen;
De rechtbank is van mening dat 20% van de schade voor rekening van verzoeker moet blijven.
De rechtbank gaat ervan uit dat verzoeker onvoldoende afstand had tot het stoplicht om nog tijdig te kunnen stoppen en dat van een overtreding van artikel 68 lid 1 sub b RVV geen sprake is geweest. Verzoeker kan slechts worden verweten dat hij er in zijn algemeenheid onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat personen onverwacht de kruising zouden kunnen oversteken en dat hij daarop onvoldoende heeft geanticipeerd door vaart te verminderen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een nadere billijkheidscorrectie.
Rekening houdend met het letsel van verzoeker (blijvend letsel met 5 tot 10% invaliditeit van de gehele persoon, nog een medische eindtoestand) acht de rechtbank een voorschot van € 20.000,- billijk.
4) de buitengerechtelijke kosten te begroten op een bedrag van € 1.121,– en verweerster en/of AGPM te veroordelen deze buitengerechtelijke kosten te voldoen met inachtneming van het percentage van de vergoedingsplicht;
Verweerster en AGPM hebben bezwaar gemaakt tegen het uurtarief van € 230,-. De rechtbank acht dit uurtarief op zichzelf genomen niet buitensporig. Wel mag kritisch worden gekeken naar de verrichte werkzaamheden en de daarvoor geschreven tijdsbesteding. De rechtbank vindt de tijdsbesteding niet bovenmatig. Er moest moeite worden gedaan om in contact te komen en te blijven met de verzekeraar en er is wel een juridische discussie gevoerd over de aansprakelijkheid (wat een specialistentarief rechtvaardigt).
AGPM wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 896,80 (rekening houdend met het vergoedingspercentage van 80%).
5) de kosten van dit deelgeschil te begroten op een bedrag van € 5.232,04, en verweerster en/of AGPM te veroordelen deze kosten te betalen met inachtneming van het percentage van de vergoedingsplicht.
Verweerster en AGPM maken bezwaar tegen zowel het uurtarief als de tijdsbesteding.
De rechtbank acht het uurtarief niet onredelijk hoog en het aantal bestede uren is verder voor wat betreft de omvang en complexiteit van het deelgeschil daarmee in overeenstemming.
Tegenverzoek
Verweerster en AGPM verzoeken de rechtbank in tegenverzoek voor recht te verklaren dat verzoeker op grond van artikel 185 WVW en/of artikel 6:162 BW aansprakelijk is jegens verweerster voor de schade die zij lijdt als gevolg van het ongeval.
Het tegenverzoek wordt afgewezen. De gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn namelijk allemaal verdisconteerd in het oordeel over het verzoek van verzoeker inzake de aansprakelijkheid.