Staat aansprakelijk voor onvoldoende medische zorg tijdens detentie

Verzoekster is een paar maanden gedetineerd geweest. Die detentie is geëindigd omdat zij om medische redenen detentieongeschikt werd verklaard.

Al tijdens het voorarrest heeft zij er alles aan gedaan om haar complexe medische situatie zo goed mogelijk te onderbouwen door medische informatie aan te leveren. Omdat een korte(re) detentie werd verwacht, werd geconcludeerd dat de benodigde zorg uitstelbaar was.

De detentie bleek toch langer en tijdens die detentie namen de klachten erg toe. Er is uiteindelijk een verwijzing naar een specialist in het ziekenhuis gekomen, maar die verwijzing duurde langer dan goed was. De reden: er werd nog gewacht op medische informatie, terwijl die informatie in een eerder stadium al door verzoekster zou zijn overhandigd.
​​​​​​​
Verzoekster stelt dat het onzorgvuldig was dat, gezien de bekende problematiek, onvoldoende een beeld is gevormd van alle klachten en lopende behandelingen ten tijde van de intake of kort daarna. Toen duidelijk werd dat de detentie langer zou duren, werd bovendien onvoldoende adequaat gehandeld in het opstarten van de juiste behandelingen en begeleiding.

Zij heeft de Staat aansprakelijk gesteld voor de haar schade als gevolg van medisch onzorgvuldig handelen.

Tussen partijen is niet in geschil dat de medische dienst in de PI ‘niet-adequaat heeft gehandeld’ door bekkenbodemfysiotherapie niet eerder te faciliteren. Er is wel discussie over de vraag of daardoor sprake is van wanprestatie. 

De rechtbank meent van wel. 

Het belang van spoedige behandeling is niet snel genoeg onderkend, omdat de organisatie van de medische dienst in de PI niet zodanig was ingericht dat voldoende kon worden ingespeeld op de gezondheidsklachten.
Daardoor is niet gekozen voor een behandelmethode die mogelijk het beste resultaat zou hebben opgeleverd. Daarmee heeft de medische dienst niet gehandeld conform de professionele standaard, wat een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst oplevert. De Staat is daarom aansprakelijk voor de schade die verzoekster daardoor lijdt. 

Er is sprake van causaliteitsonzekerheid en partijen zijn het erover eens dat de uitkomst van de twee nog uit te voeren expertises moet worden afgewacht om de schade in kaart te kunnen brengen. In elk geval in het gestelde VAV wordt vanwege die onduidelijkheid niet meegegaan. Ondanks die causaliteitsonzekerheid wordt ruimte geacht voor een voorschot van € 1.500,00. Met name vanwege de gemaakte medische behandelingskosten van inmiddels bijna € 11.000,00. Verder wordt alvast € 750,00 voor het smartengeld toegekend (niet de verzochte € 5.000,00).

Er wordt geprocedeerd op basis van een toevoeging, maar dat is geen reden om de kosten niet te begroten. Verzoekster kan immers later afzien van de toevoeging of die toevoeging kan worden ingetrokken. Verzoekster heeft dus belang bij begroting.

De begrote tijdsbesteding van 24,9 uur á € 225,00 per uur (excl. 6% kantoorkosten) is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank niet bovenmatig. De rechtbank begroot de advocaatkosten op € 7.185,77.

Kosten

kosten geheel toegewezen

Resultaat

toegewezen