Supermarkt niet aansprakelijk voor val door droogloopmat, want val is niet te wijten aan droogloopmat zelf maar aan handelswijze van andere klant

Verzoekster is in een winkel van Albert Heijn gestruikeld over een droogloopmat. In deelgeschil is de vraag aan de orde of Albert Heijn aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, omdat de val niet veroorzaakt is door de mat zelf, maar de handelswijze en het gedrag van een voorbijlopende klacht die de mat met haar voet kort heeft doen omhoog krullen.

Partijen zijn het erover eens dat de vraag of Albert Heijn onrechtmatig heeft gehandeld jegens verzoekster beantwoord dient te worden aan de hand van de Kelderluikcriteria. Uit de camerabeelden leidt de rechtbank af dat verzoekster is gevallen door de handelswijze van een voorbij lopende klant. Doordat de voorbij lopende klant de droogloopmat doet opkrullen, is verzoekster gestruikeld. De oorzaak van de val is niet gelegen in de droogloopmat (bijvoorbeeld in die zin dat de mat door de hoeveelheid regenwater is gaan schuiven). De zwarte droogloopmat (verzwaard met een antislipmat) is goed zichtbaar en is niet verschoven. 

De rechtbank ziet niet in waartoe een waarschuwing in dit geval had geleid. Verzoekster heeft niet gesteld dat en op welke wijze zij anders had gehandeld indien zij was gewaarschuwd voor het struikelgevaar, en daarmee de val zou zijn voorkomen. 

Hoewel een val op een harde vloer ernstige gevolgen kan hebben, is het risico op een dergelijk ongeval (als er al een gevaarlijke situatie kan worden aangenomen door de droogloopmat) dermate gering dat Albert Heijn hier niet op bedacht hoefde te zijn. Van Albert Heijn kon daarom niet worden verwacht dat zij verdergaande maatregelen (zoals het vastmaken van de mat aan de grond) zou treffen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat hier sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en merkt tot slot nog op dat als er iets onwelgevalligs gebeurt in een winkel van Albert Heijn, dat dit geen risicoaansprakelijkheid van Albert Heijn oplevert. 

 

Verzoekster is uitgegaan van een urenbesteding van 28,5 uur tegen een uurtarief van € 275,-, vermeerderd met 21% btw. De rechtbank acht het uurtarief aanvaardbaar gezien de complexiteit van het verzoek en de specialisatie en de ervaring van de advocaat van verzoekster. De rechtbank voegt daaraan wel toe dat het uurtarief aan de bovenkant van de gemiddelde ‘praktijkrange’ zit. 

De rechtbank acht het urenaantal wel te hoog en matigt dit naar 20 uur. 

De rechtbank begroot de kosten op een totaalbedrag van € 6.741,-. Dit is inclusief het griffierecht.

Kosten

aantal uren verminderd

Resultaat

afgewezen