Vergoeding voor gemis van ‘auto van de zaak’ afgewezen wegens gebrek aan relevantie

Rechtbank Oost-Brabant, 2 juli 2025

Verzoeker claimt schade wegens gemis van een auto van de zaak na een arbeidsongeval. De rechtbank wijst het deelgeschilverzoek af omdat zonder vaststaand causaal verband tussen het ongeval en de klachten na 1 juli 2024, de schadepost onvoldoende bijdraagt aan een vaststellingsovereenkomst.

Verzoeker verzoekt de rechtbank om:

1) Voor recht te verklaren dat de jaarschade wegens het gemis van een auto van de zaak per 1 juli 2024 € 4.934,15 bedraagt, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake waarvan Woonbedrijf en Liberty hoofdelijk aansprakelijk zijn.

 

Dit verzoek wordt afgewezen. Er bestaat nog geen duidelijkheid over het causaal verband tussen het ongeval en de klachten/beperkingen na 1 juli 2024. Deze punten moeten nog worden onderzocht in een medische expertise. Zonder dat verband is er geen schadevergoedingsplicht, en draagt het verzoek niet voldoende bij aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (art. 1019z Rv).

2) Het woonbedrijf en Liberty hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het deelgeschil van € 7.423,40, inclusief griffierecht en salaris gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd is.

Dit verzoek wordt volledig toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het deelgeschil niet volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Ten tijde van het verzoek bestond nog geen duidelijkheid over het expertisetraject. De opgevoerde uren (18 uur) en het gehanteerde uurtarief (€ 280 excl. btw) zijn redelijk. Daarmee veroordeelt de rechtbank het Woonbedrijf tot betaling van de totale kosten van het deelgeschil € 7.423,40.

Kosten

kosten geheel toegewezen

Resultaat

afgewezen