Wegbeheerder aansprakelijk voor gebrek aan de weg door plasvorming? Nadere bewijslevering nodig, dus afwijzing.

Op zondag 23 februari 2020 vindt er een eenzijdig ongeval plaats, waarbij eiser (als bestuurder van een personenauto) letsel oploopt. Eiser stelt de provincie als wegbeheerder aansprakelijk op grond van artikel 6:174 en/of artikel 6:162 BW, omdat de weg niet voldeed aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden en sprake was van een gevaarzettende situatie, zonder dat de provincie daar maatregelen voor had genomen. Er lag namelijk een grote plas water op de weg door hevige regenval en door een natuurlijke verlaging in de weg stroomde al het water naar dit punt.

Om de vraag te beantwoorden of de weg gebrekkig is ingericht, is nadere bewijslevering nodig.

Het betoog van de provincie dat een plas water geen gebrek is, gaat niet zomaar op. Evenmin kan worden gezegd dat sprake is van een gebrek wanneer de weginrichting ervoor zorgt dat zich een diepe plas vormt na uitzonderlijk hevige regenval zoals waarvan sprake was voorafgaand aan het ongeval. Van de provincie kan niet worden verwacht dat alle wegen altijd in perfecte staat verkeren. 

Tussen partijen is niet in geschil dat er ter plaatse van het ongeval sprake is van een del (een natuurlijke verlaging) in de weg. Er lijkt sprake te zijn van plasvorming door hevige regenval, maar niet vast is komen te staan dat de del ook bij een gebruikelijke hoeveelheid regen vol liep met een voor weggebruikers gevaarlijke hoeveelheid water. Daarvoor is nadere bewijslevering nodig. 

Naar het oordeel van de rechtbank is op nog meer relevante punten nadere bewijslevering nodig, onder meer ten aanzien van de vraag of de provincie er voorafgaand aan het ongeval van op de hoogte was of had moeten zijn dat er sprake was van een voor weggebruikers gevaarlijke situatie. 

De provincie betwist dat zij voor het ongeval meldingen heeft gehad over een onveilige verkeerssituatie. Bij IMS – calamiteitenuitvoerder – zijn geen meldingen bekend. De genoemde betrokkenen verklaren dat zij geen (schriftelijke) meldingen hebben gedaan. De rechtbank ziet zonder nadere motivering van eiser geen aanleiding om ervan uit te gaan dat het digitale meldingssysteem van de provincie onjuistheden zou bevatten. Voorts zijn er geen concrete aanwijzingen dat dat er daadwerkelijk water voorafgaande aan het ongeval is weggepompt. De rechtbank acht dan ook bewijslevering nodig van de stelling dat dit is gebeurd vóór het ongeval. 
De vraag of de provincie een verwijt kan worden gemaakt, kan nog niet worden beantwoord. De rechtbank kan dan ook nog niet beoordelen welke maatregelen in redelijkheid van de provincie konden worden verlangd. Het verzoek wordt afgewezen. 

Eiser verzoekt de kosten te begroten op € 11.401,54, waarbij een uurtarief van € 255,- is gehanteerd. De rechtbank acht dit uurtarief redelijk voor een gespecialiseerde advocaat. De urenbesteding acht de rechtbank niet redelijk, omdat het verzoekschrift grotendeels overeenkomt met een eerder verzoekschrift in een eerdere procedure. In totaal zal worden uitgegaan van een tijdsbesteding van 30,5 uur á € 255,00 per uur, vermeerderd met 21% btw, en (twee keer) griffierecht € 628,00, dus in totaal € 10.038,80 inclusief btw.

Nu aansprakelijkheid van de provincie niet is vastgesteld, is een veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke kosten niet aan de orde. 

Kosten

afgewezen<br />aantal uren verminderd

Resultaat

afgewezen