Wegbeheerder niet aansprakelijk voor valpartij wielrenner

Wielrenner stelt dat hij plotseling moest uitwijken voor een passerend bestelbusje, dat hij toen met zijn racefiets in de berm is gereden en dat hij vervolgens is gevallen, bij de poging om met zijn racefiets weer op de weg te geraken. De rechtbank wijst aansprakelijkheid aan de zijde van de wegbeheerder af.

Afwijzing van het verzoek. De wetgever schaart de berm niet tot het weglichaam. Niet is komen vast te staan dat wegdek en berm zodanig op elkaar zijn afgestemd dat zij als een geheel behoren te worden beschouwd. Geen aansprakelijkheid ex art. 6:174 BW.

Al zou de berm tot de openbare weg wordt gerekend, dan nog is er geen aansprakelijkheid a.d.z.v. de wegbeheerder: Toedracht van het voorval is onduidelijk. Verklaring van verzoeker komt niet overeen met (vage) camerabeelden. Zo is een aanzienlijk tijdsverloop waarneembaar tussen het passeren van een bestelbusje en het vallen van verzoeker. Ook de locatie van de val en het gat op de beelden lijken afwijkend. Zonder nadere bewijslevering kan de gestelde toedracht niet worden vastgesteld.

Geen aansprakelijkheid ex art. 6:162 BW: CSQN-verband kan niet worden aangenomen. Niet is komen vast te staan dat verzoeker is blijven steken in een gat aan de rand van het asfalt; dan kan ook niet worden aangenomen dat het ongeval het gevolg is van een fout van de gemeente, dat verzoeker de berm niet goed kon gebruiken om uit te wijken.

Verzoek: 17,4 uur x € 200,– x 21% BTW excl. uren gemoeid met de mondelinge behandeling.

Begroting conform verzoek: uren en uurtarief zijn niet onredelijk. Voor mondelinge behandeling wordt 3 uur genomen, het enkele feit dat de koste hoger zijn dan de opgevoerde schade maakt de kosten niet per definitie onredelijk.

Geen aansprakelijkheid, geen veroordeling

Kosten

kosten toegewezen, maar geen veroordeling

Resultaat

afgewezen

Heldere beschikking, waarbij de rechtbank aansprakelijkheid afwijst, ook al zou de toedracht wel helder zijn: de berm is geen onderdeel van het weglichaam. Gelet op de toedracht die alles behalve helder is – beeld en verklaringen zijn in ieder geval niet gelijk – kan de vraag gesteld worden of een deelgeschilprocedure wel het juiste middel was.