Deelgeschilprocedure waarin de gehele kwestie wordt voorgelegd: afwijzing verzoek

Rechtbank Oost-Brabant, 8 oktober 2021
Brandschade op de zolderverdieping, ontstaan door een ondeugdelijke installatie van de zonnepanelen. Verzoekers leggen het complete geschil voor in een deelgeschilprocedure. Dat kan niet: afwijzing van de verzoeken.
Verzoek Rechtbank
(Verzoekers) verzoeken de kantonrechter:

(1) om te beslissen dat verweerder o.g.v. art. 6:106 lid 1 sub b BW aan verzoekers dient te betalen een immateriële schadevergoeding van € 7.500,- per persoon;

Verzoekers – het gezin bestaande uit man, vrouw, zoon 1 en zoon 2 – stellen dat de brand voor hen een traumatische ervaring is geweest. De opstal- en inboedelverzekering heeft de materiele schade (grotendeels) vergoed. Verzoekers stellen dat zij in de persoon zijn aangetast nu er een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is gemaakt. Verzoekers menen dat zij recht hebben op een smartengeldvergoeding van € 7.500,–.

De kantonrechter wijst het verzoek af. De behandeling van deze kwestie leent zich niet voor een deelgeschil. Het gaat hier om het complete geschil, niet om enkele beperkte geschilpunten. Verzoekers vragen de kantonrechter immers om te oordelen of er sprake is van immateriële schade en zo ja, wat dat de hoogte is van deze vordering. Indien de kantonrechter deze vragen zal beantwoorden, is er geen geschil meer over: het gehele geschil is dan beslecht.

(2) de kosten van deelgeschil te begroten op € 9.086,58 en verweerder te veroordelen in deze kosten. De kantonrechter wijst ook dit verzoek af. Genoemde verzoeken lenen zich niet voor een behandeling in deelgeschil. Om die reden geen inhoudelijke behandeling van de (buitengerechtelijke) kosten.

Vrij duidelijke uitspraak van de kantonrechter over het deelgeschil in de zin van de wet. Overigens is het ook onduidelijk gebleven in hoeverre verzoekers konden aantonen dat de brand voor hen traumatisch was: dat volgt niet uit de beschikking, maar wellicht wel uit het verzoekschrift.

De kantonrechter passeert op een vlotte wijze de kosten van deelgeschil, waarbij de rechter ook spreekt van buitengerechtelijke kosten. Wellicht dat de rechter hier – in het kader van onterecht en onnodige ingediende verzoeken – meer aandacht aan had moeten schenken.