Rechtbank Noord-Nederland, 26 september 2019 | |
Medische fout in 2011. Aansprakelijkheid is erkend door het ziekenhuis. Medio 2009 is verzoekster gestopt in het basisonderwijs door bijzondere (familie)omstandigheden. Verzoekster stelt dat zij zonder ongeval zou zijn terug gekeerd in het basisonderwijs. | |
Verzoek | Rechtbank |
Verzoekster verzoekt de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
(1) te bepalen dat voor de berekening van het verlies van arbeidsvermogen als uitgangspunt heeft te gelden dat verzoekster in de situatie zonder medische fout het beroep van basisschool docente met mogelijk doorgroei naar een managementfunctie zou hebben uitgeoefend, |
(1) Verzoek afgewezen. Rechtbank oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster haar werkzaamheden in het onderwijs zou hebben hervat indien de fout niet door het Martini ziekenhuis was gemaakt. Vijf jaar voorafgaand aan ongeval bij herhaling geconfronteerd met psychische klachten (burn-out en depressies). Niet duidelijk dat stoppen met het onderwijs enkel te maken heeft gehad de ziekte en overlijden van haar zus en belastende familiesituatie. Vermoeidheidsklachten worden door de deskundige toegeschreven aan depressiviteitsklachten en overspanningsklachten. Tijdelijke aard van het stoppen is niet onderbouwd (geen oriëntatie gericht op terugkeer). |
(2) te bepalen dat voor de berekening van het verlies van zelfwerkzaamheid als uitgangspunt heeft te gelden dat verzoekster voor werkzaamheden in en om het huis volledig beperkt is en dat als uitgangspunt de jaarschade wordt bepaald op € 1.482,00, | (2) Verzoek toegewezen. Op basis van de bevindingen in de orthopedische en verzekeringsgeneeskundige rapportage de rechtbank dat verzoekster zeer sterk is beperkt bij de uitvoering van werkzaamheden in, aan en rond haar woning. Rechtbank gaat uit van 100% beperking. Geen beslissing over de looptijd, maar merkt wel op om uit te gaan van de Letselschade Richtlijn Zelfwerkzaamheid vermelde eindleeftijd van 70 jaar. |
(3) Martini c.s. te veroordelen tot vergoeding van de door [verzoekster] gemaakte buitengerechtelijke kosten van deze deelgeschilprocedure, tot op heden begroot op € 7.285,00, exclusief 6% kantoorkosten en 21 % BTW, te vermeerderen met griffierecht (…) | (3) Kosten niet onredelijk. Uurtarief € 235,00, 31 uur. |
Aan een benadeelde mogen geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs wat betreft de hypothetische situaties. Het voornemen van verzoekster om haar onderwijscarrière nieuw leven in te blazen zodra haar familiesituatie dat toestond is door verzoekster niet aannemelijk gemaakt. Wanneer haar familiesituatie dat zou hebben toegestaan blijkt niet uit de uitspraak. De rechter heeft meerdere facetten van het verleden van verzoekster meegewogen in zijn beslissing.