Rechtbank Zeeland-West-Brabant | |
Ernstig letsel van hardloopster door aanrijding van achteren door auto met hoge snelheid. Partijen zijn het niet eens over het antwoord op de vraag of het slachtoffer zonder ongeval haar gehele arbeidzame leven fulltime zou hebben gewerkt. Voorts zijn partijen het niet eens over de daarbij te hanteren rekenrente en inflatie. | |
Verzoek | Rechtbank |
I voor recht te verklaren dat het slachtoffer zonder ongeval altijd fulltime zou hebben gewerkt | De rechtbank is van mening dat de cijfers over de beroepsgroep die de verzekeraar opvoert onvoldoende relevant zijn. Dit omdat zij zien op beroepen die niet in het interesse gebied van het slachtoffer liggen of onvoldoende gedifferentieerd zijn om conclusies op te baseren. En geeft aan dat uitgegaan moet worden van fulltime werken gedurende het arbeidzame leven in de fictieve situatie zonder ongeval. Mede gezien het doorzettingsvermogen, de ambitie en de prestatiegerichte werkhouding van het slachtoffer, zoals die de Rechtbank gebleken is. |
II voor recht te verklaren dat uitgegaan moet worden van de percentages uit de conceptrichtlijn rente en inflatie van de De Letselschade Raad: 1,3% rendement en 1,5% inflatie gedurende de eerste vijf jaren, vervolgens 2,2% rendement en 1,6% inflatie gedurende vijftien jaren en daarna 3,6% rendement en 1,9% inflatie. | De rechtbank stelt voorop dat het ook ten aanzien van de toekomstige rente- en inflatieontwikkeling aankomt op de redelijke verwachting van de rechter die over de feiten oordeelt. Het gekapitaliseerde bedrag is bedoeld om daarmee toekomstige, periodiek te lijden schade te dekken, waaronder arbeidsvermogensschade. Daarmee strookt dat van verzoekster redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat zij ter verkrijging van rendement over de gekapitaliseerde schade zodanige risico’s met het aan haar uit te keren bedrag neemt dat haar bestaanszekerheid in de toekomst kan worden aangetast (Red. : de verzekeraar wilde van een hoger rendement en lagere inflatie uitgaan).
De Rechtbank overweegt verder dat de Letselschade Raad zich profileert als onafhankelijk en overkoepelend, waarbij ook het Verbond van Verzekeraars is aangesloten. Een organisatie waar verzekeraar lid van is. En dat zij via de werkgroep normering optreedt voor ‘de achterban’. Voorts constateert de Rechtbank dat die werkgroep van de juiste toetsingsmaatstaf is uitgegaan. De Rechtbank wijst de vordering toe. |
III de kosten van juridische hulp te begroten op €16.898. | De rechtbank is van mening dat de kosten aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen. Voor de mondelinge behandeling trekt zij iets van tijd af en wijst €14.993 toe. |