Rechtbank Midden-Nederland, 30-01-2019 | |
Bij het beladen van een vrachtauto komt werknemer onder zware stalen platen, waardoor hij letsel aan been en aangezicht oploopt. Hij geraakt hierdoor volledig arbeidsongeschikt. Omdat over het verdienvermogen een dispuut ontstaat start hij in 2015 een deelgeschil. De vordering wordt niet toegewezen vanwege onvoldoende onderbouwing. In 2018 wordt over hetzelfde issue weer een deelgeschil gestart. Dat kan niet geeft de Rechtbank aan; een nieuwe beslissing over een eerder beslecht geschil door dezelfde rechter is ongewenst. Nu niet gesteld of gebleken is dat een bodemprocedure is gestart en in beroep is gegaan tegen de beslissing van 2015, is deze onaantastbaar geworden. De vordering wordt afgewezen. Op de overige verzoeken wordt inhoudelijk wel ingegaan. | |
Verzoek | Rechtbank |
I Te bepalen dat het verlies aan verdienvermogen tot 2015 €20.800 per jaar is en vanaf 2015 (opleving van de bouw) tot aan pensionering €42.000 per jaar is | In 2018 wordt over het verlies aan verdienvermogen weer een deelgeschil gestart. Dat kan niet geeft de Rechtbank aan; een nieuwe beslissing over een eerder beslecht geschil door dezelfde rechter is ongewenst. Nu niet gesteld of gebleken is dat een bodemprocedure is gestart en in beroep is gegaan tegen de beslissing van 2015, is deze onaantastbaar geworden. De vordering wordt afgewezen. Op de overige verzoeken wordt inhoudelijk wel ingegaan. |
II smartengeld van €100.000 toe te wijzen | In het licht van de omstandigheden, mede gelet op het – ook door verweerder genoemde – toegekende smartengeld in andere zaken, ziet de rechtbank geen aanleiding een hoger bedrag aan smartengeld te bepalen dan het geboden bedrag van € 25.000,-. Dat sprake is van een ‘ [.] ’-leven kan objectief gezien niet worden vastgesteld, zonder dat de rechtbank daarbij voorbij wil gaan aan de door [verzoeker] ervaren pijn en beperkingen. |
III gebit en kaakschade te vergoeden voor een bedrag van €15.970 | Gelet op de aard van het ongeval en het beschreven letsel is buiten twijfel dat de begroting van 25 augustus 2011 betrekking heeft op de gevolgen van het ongeval. Omdat [verzoeker] ook uitsluitend vergoeding van deze begroting vordert, acht de rechtbank de staat van zijn gebit voor het ongeval niet relevant. De vergoeding voor de gebitsschade zal dan ook worden bepaald op € 15.970 |
IV ‘BGK’ te vergoeden conform verzoek voor 18 uren a €240 plus bureaukosten | De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een volstrekt onnodig of onterecht ingediend verzoek. Voor het oordeel dat de gemaakte kosten niet voor begroting in aanmerking komen, moet sprake zijn van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift. Een dergelijk misbruik acht de rechtbank niet aanwezig, althans niet wat betreft alle verzoeken. |
V daarboven de kosten van het (bijwonen/voorbereiding?) deelgeschil te vergoeden voor 6 uren | Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming, temeer niet omdat er geen belang is bij (herhaling van) het verzoek met betrekking tot het verlies aan verdienvermogen. De met het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten zullen worden begroot op (1/2 x 18 + 6) 15 uren x € 220,- (220)- exclusief BTW en kantoorkosten. Bij dit uurtarief ziet de rechtbank geen aanleiding voor vergoeding van kantoorkosten. |
‘De opmerking van [verzoeker] ter zitting dat hij “nu in leven is, maar niet leeft” heeft de rechtbank geraakt’.