Rechtbank Midden-Nederland, 28 juli 2021 | ||
(Verzoeker) – DGA van een schoonmaakbedrijf – loopt bij het schoonmaken van de kipfileermachine van/bij (verweerder) letselschade op. Dat (verzoeker) de DGA van het schoonmaakbedrijf is, staat een beroep op art. 7:658 lid 4 BW niet in de weg. | ||
Verzoek | Rechtbank | |
(Verzoeker) verzoekt de kantonrechter:
(i) om voor recht te verklaren dat de werkzaamheden die hij ten tijde van het ongeval bij (verweerder) heeft verricht, binnen de reikwijdte van art. 7:658 lid 4 BW valt. |
De schoonmakers van het schoonmaakbedrijf waren voor de zorg en hun veiligheid (mede) afhankelijk van (verweerder), een vleesverwerkingsbedrijf. Een belangrijk onderdeel van de door de schoonmakers uit te voeren werkzaamheden was immers dat zij de machines van (verweerder) waarmee het pluimvee werd verwerkt, moesten schoonmaken. Zowel de DGA als zijn werknemers hadden weinig tot geen invloed op:
Dat het hier om de DGA gaat, maakt geen verschil. Ook de DGA voerde immers met regelmaat zelf schoonmaakwerkzaamheden uit. De rechter ziet niet in waarom er dan onderscheid gemaakt moet worden tussen de werknemers van het schoonmaakbedrijf en de DGA van het schoonmaakbedrijf. |
|
|
Verzoek: € 11.025 (49 uur x € 225,- excl. BTW).
De zaak is niet heel eenvoudig, maar ook niet zo uniek dat een tijdsbesteding van 49 uur normaal is. De kantonrechter begroot de kosten op € 4.500,– (20 uur x € 225,- excl. BTW). (Verweerder) wordt veroordeeld in de kosten van de procedure |