Eenzijdig ongeval met Poolse inzittende van Letse auto: Nederlands recht niet van toepassing.

Rechtbank Den Haag, 21 oktober 2020
Uitzondering op de hoofdregel van het Haags Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg (HVOV). Nederlands recht niet van toepassing.
Verzoek Rechtbank
(Verzoeker) verzoekt de rechtbank:

(1) te beslissen dat conform de HVOV Nederlands recht van toepassing is op de vorderingen van (verzoeker);

Conform de hoofdregel – art. 3 – van de HVOV is de interne wet van de Staat op welk grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden van toepassing. In casu zou dat Nederlands recht betekenen.

De uitzondering staat in art. 4 onder a: in geval van een eenzijdig ongeval + registratie van het voertuig in een andere staat, is de interne wet van de Staat op welk grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden van toepassing, indien het slachtoffer zijn gewone verblijf had in een andere Staat dan in die op welk grondgebied het ongeval heeft plaatsgevonden.

Kortom, had (verzoeker) ten tijde van het ongeval zijn gewone verblijf in NL? Nee, aldus de rechtbank: onvoldoende aanknopingspunten:

  • 14 maanden in NL voor het verrichten van werkzaamheden;
  • Echter geen fulltime arbeidsoutput: over een aantal maanden slechts enkele weken gewerkt. Onduidelijk is of (verzoeker) in de tussenliggende periodes in NL was.
  • Geen bewijs van maatregelen met het oog op een bestendig verblijf in NL;
  • Sprake van uitzendkracht: werkgever zorgde gedurende de periode van werkzaamheden voor onderdak en een zorgverzekering.
  • Enkele omstandigheid van een bankrekening bij een NLse bank waarop een ZW-uitkering wordt gestort, is onvoldoende.
(2) de kosten te begroten en (verweerder) te veroordelen in deze kosten. Kostenbegroting = € 5.544,34 (14,5 uur x € 285,– per uur x 5% kantoorkosten x 21% BTW + griffierecht).

De rechtbank acht een tijdsbesteding van 11 uur reëel: 14,5 uur is gelet op de feitelijke en juridische complexiteit bovenmatig. Kantoorkosten worden geacht in het uurtarief te zijn verdisconteerd.

De rechtbank begroot de kosten op € 4.097,35 (11 uur x € 285,– per uur x 21% BTW + griffierecht). Geen kostenveroordeling.

Duidelijke uitspraak over een onderwerp dat niet vaak in deelgeschil wordt behandeld. De rechtbank legt op een duidelijke wijze uit waarom i.c. Lets recht van toepassing is (en niet het NLse) recht. M.b.t. de kosten: opnieuw geen ruimte voor kantoorkosten.