Feitenonderzoek valt buiten reikwijdte deelgeschil: verklaring voor recht afgewezen. Kosten begroot.

rechtbank ‘s-Gravenhage 25 oktober 2012, LJN: BY3377
Verzoeker heeft enkele dagen voor ongeval auto gekocht van verweerder. Hij stelt dat ongeval gevolg is van niet goed werkende remmen. Verzochte verklaring voor recht dat verweerder aansprakelijk is voor ongevalschade afgewezen, want onderzoek naar niet vaststaande feiten valt buiten reikwijdte deelgeschil. Voorschotverzoek afgewezen, want aansprakelijkheid niet vastgesteld. Kosten worden begroot. 
Verzoek Rechtbank
Voor recht te verklaren dat Moes Cars aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval. 4.3.  Op grond van de door verzoeker overgelegde stukken kan de rechtbank op dit moment de voor de aansprakelijkheidsvraag van belang zijnde feiten onvoldoende vaststellen. Er bestaat ten aanzien van de feitelijke gang van zaken nog teveel onduidelijkheid. Ter zitting is echter gebleken dat verzoeker over aanzienlijk meer bewijsmateriaal beschikt dan hij in het kader van deze verzoekschriftprocedure in het geding heeft gebracht.
4.4.  De rechtbank is met Moes Cars van oordeel dat voor een beslissing op het onderhavige verzoek (nadere) bewijslevering en/of deskundigenonderzoek nodig is, als gevolg waarvan de procedure dermate veel tijd, geld en moeite gaat kosten, dat dit niet opweegt tegen het belang van de vordering en de bijdrage die de beslissing kan leveren aan de totstandkoming van een minnelijke regeling.
4.5.  Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen.
Moes Cars te veroordelen tot betaling van een voorschot onder algemene titel van € 10.000,–, althans een in goede justitie te bepalen bedrag. 4.6.  Dit verzoek wordt afgewezen, omdat in dit deelgeschil niet is vast komen te staan dat Moes Cars aansprakelijk is voor de door verzoeker als gevolg van het ongeval eventueel geleden schade.
De kosten van deze procedure te begroten en Moes Cars te veroordelen tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. 4.7.  Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen dan anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Dat van deze situatie sprake is, is gesteld noch gebleken. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat het op zichzelf redelijk is dat aan de zijde van verzoeker kosten in verband met het onderhavige deelgeschil zijn gemaakt. Gelet hierop zal de rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.
4.8.  Mr. Bosch voert aan € 3.269,06 aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 8,83 uur à € 200,– per uur en 2,67 uur à € 230,– per uur, 6% aan kantoorkosten en 19% aan BTW.
4.9.  Gezien de aard van de zaak, komt de aan de zaak bestede tijd de rechtbank niet onevenredig voor. De kosten worden vermeerderd met het door verzoeker betaalde griffierecht van € 267,–. Dit brengt mee dat de rechtbank de kosten van deze procedure begroot op € 3.536,06 (inclusief BTW).
4.10.  Nu de rechtbank de aansprakelijkheid van Moes Cars voor de gevolgen van het gestelde ongeval op basis van de beschikbare stukken niet heeft kunnen vaststellen, wordt de verzochte veroordeling tot voldoening van de kosten van dit deelgeschil aan verzoeker afgewezen.

Verzoeker heeft bewijsmateriaal niet in het geding gebracht en moet dus op de blaren zitten. Of het redelijk is dat de kosten toch worden begroot, valt te betwijfelen.