Rechtbank Den Haag, 30 augustus 2021 | ||
Verzoeker meent dat er sprake is geweest van een achteropaanrijding. De rechtbank weegt het beschikbare bewijs. Geen aansprakelijkheid a.d.z.v. (bestuurder) van het bij Achmea verzekerde voertuig. | ||
Verzoek | Rechtbank | |
(Verzoeker) verzoekt de rechtbank om: (1) voor recht te verklaren dat Achmea aansprakelijk is jegens (verzoeker); |
Ondanks dat (verzoeker) de gestelde schade zeer mager heeft onderbouwd, gaat de rechtbank aan de slag met het wegen van het bewijs.
De rechtbank hecht waarde aan:
De rechtbank hecht geen waarde aan:
De rechtbank gaat uit van een bijzondere manoeuvre van (verzoeker). Zonder richtingaanwijzer heeft hij, met een aanzienlijk lagere snelheid dan (bestuurder), gewisseld van rijstrook, direct voor (bestuurder). Op een dergelijke manoeuvre hoefde (bestuurder) niet te anticiperen. |
|
(2) te bepalen dat Achmea de volledige gevorderde BGK moet voldoen; |
|
|
(3) Achmea te veroordelen in de kosten van deze procedure. | Fixed fee met de RB-verzekeraar van (verzoeker). Het totaal van € 3.500,– is gebaseerd op 14 uur x € 250,–. De rechtbank acht dit redelijk. M.b.t. de veroordeling volgt een afwijzing van het verzoek. |
Strakke, heldere uitspraak waarbij de rechtbank stapsgewijs het bewijs weegt. De conclusie is helder: het verhaal van (verzoeker) – en de door hem aangedragen getuigen – is ongeloofwaardig.