Geen aansprakelijkheid voor zenuwbeschadiging na kaakchirurg behandeling

rechtbank Amsterdam 29 november 2012, LJN: BY7466
Zenuwbeschadiging na behandeling kaakchirurg waardoor een ‘doof gevoel en prikkelingen’. Uit in gezamenlijk overleg opgesteld expertiserapport vloeit voort dat niet onzorgvuldig is gehandeld en dat informatieplicht niet is geschonden.  
Verzoek Rechtbank
Ontvankelijkheid Het enkele feit dat tussen partijen nog geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden is onvoldoende voor het oordeel dat het verzoek niet geschikt is voor behandeling in de deelgeschilprocedure. Juist het feit dat partijen van mening verschillen over de aansprakelijkheid kan een forse drempel zijn voor het op gang komen van onderhandelingen.
Een inhoudelijke beslissing op het verzoek biedt in beginsel voldoende perspectief op een buitengerechtelijke beslechting van het geschil.
I. Te beslissen dat er sprake is geweest van onzorgvuldig medisch handelen. De stelling dat dr. [A] onzorgvuldig heeft gehandeld, vindt onvoldoende bevestiging in het rapport van dr. [B]. … Dr. [B] komt … niet tot het oordeel dat dit betekent dat dr. [A] onprofessioneel heeft gehandeld. Hij schrijft terzake: ‘In hoeverre (..) [A] onprofessioneel gehandeld heeft valt op basis van de mij beschikbare gegevens niet vast te stellen.’ Het verwijt van [verzoekster] dat dr. [A] gezien zijn kennis van de ligging van de zenuw, de zenuw had moeten opzoeken dan wel bewust had moeten zien, kan niet leiden tot een ander oordeel omtrent het vermeende verwijtbaar handelen van dr. [A]. Het OLVG heeft namelijk tegen deze stelling ingebracht, onder verwijzing naar het rapport van dr. [B], dat dr. [A] juist rekening heeft gehouden met de bevindingen op de röntgenfoto en de ligging van de zenuw en dat hij aan de hand daarvan de hoogte van het botvenster heeft bepaald, hetgeen volgens dr. [B] een juiste wijze van handelen is. [verzoekster] heeft haar verwijt in dit licht bezien onvoldoende specifiek gestaafd.Wat betreft het verwijt van [verzoekster] dat dr. [A] niet voor één van de alternatieve behandelmogelijkheden heeft gekozen en daardoor verwijtbaar heeft gehandeld, geldt het volgende. Uit het rapport van dr. [B] blijkt dat er ter behandeling van het pijnlijke gebitselement 46 buiten de apexresectie twee behandelmogelijkheden bestonden, te weten een extractie van gebitselementen en het liften van kronen. Dr. [B] is van mening dat gezien de toestand van het gebit van [verzoekster] deze twee behandelmogelijkheden niet voor de hand lagen. De rechtbank leidt hieruit af dat dr. [A] op goede gronden heeft gekozen voor de routinematige behandeling van een apexresectie waarvan de risico’s beperkt zijn. Aldus kan niet geoordeeld worden dat dr. [A] op deze grond onzorgvuldig heeft gehandeld. Het onder I verzochte wordt derhalve afgewezen.
II. Te beslissen dat er geen sprake is geweest van informed consent. Aan dr. [B] is de vraag voorgelegd of dr. [A] [verzoekster] van tevoren van het nervusrisico op de hoogte had moeten stellen. Volgens dr. [B] valt dat te bezien, zeker nu dr. [A] van de ligging van de zenuwen op de hoogte was en daar in de behandeling rekening mee heeft gehouden door de benodigde opening op een specifieke plaats aan te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit antwoord van dr. [B] onvoldoende om daaruit te kunnen afleiden dat dr. [A] zijn informatieplicht voorafgaand aan de operatie heeft geschonden.
III. Te beslissen dat het OLVG aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van het hiervoor omschreven onzorgvuldig handelen en het ontbreken van informed consent. Omdat de verzoeken onder I en II worden afgewezen, komt het daarmee samenhangende verzoek onder III  evenmin voor toewijzing in aanmerking.
[verzoekster] begroot de totale kosten op basis hiervan op € 10.142,64 De rechtbank komt de hoogte van het uurtarief van mr. Vogels ter hoogte van € 260,= (exclusief kantoorkosten en BTW) niet onredelijk voor. Mr. Vogels is een gespecialiseerde letselschade-advocaat en het betreft een tamelijk gecompliceerde aansprakelijkheidszaak. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de omvang van de gedeclareerde uren gelet op de aard en omvang van de zaak bovenmatig is en daarmee voor een deel buiten de grenzen van de tweede redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub c BW valt. Gelet op de inhoud van het verzoekschrift, de pleitnota alsmede het feit dat mr. Vogels een gespecialiseerde advocaat is en [verzoekster] reeds sinds jaren bijstaat, is de rechtbank van oordeel dat het aantal door mr. Vogels opgevoerde uren in verband met het opstellen en aanpassen van het verzoekschrift, het opstellen van de pleitnota en het bestuderen van het dossier bovenmatig moet worden geacht. De rechtbank zal het totaal door mr. Vogels aan het dossier bestede tijd derhalve begroten op 20 uur. Aldus begroot de rechtbank de totale door [verzoekster] werkelijk gemaakte kosten op een bedrag van € 6.819,= (€ 6.552,= plus € 267,=).

De rechtbank leidt uit het gezamenlijk expertiserapport af dat bewijs ontbreekt van aansprakelijkheid en komt dus tot afwijzing. De zaak start in 2007 en is dus ruim vijf jaar oud. Kennelijk gaat het om “een doof gevoel in de rechter onderkaak met daarbij prikkelingen”. Het kost heel wat tijd en geld om daarvoor je (on)gelijk te halen. Wat zou nu de onderliggende schade zijn…?